14 NOVEMBER 1968
709
Burgemeester en wethouders hopen dat in de culturele raad ook de
jeugd volledig aan zijn trekken zal komen. Of aan de leden van de
culturele raad presentiegelden moeten worden gegeven is in de ver
gadering van burgemeester en wethouders van dinsdag j.l. nog eens
besproken. In dergelijke adviesraden is presentiegeld onbekend.
De vraag is nu of het verstandig zal zijn om bij de start van dit ad
viesorgaan voor de cultuur hiermede te beginnen. Dit is een kwestie
van algemene aard, die in breder verband bekeken zou moeten wor
den. Spreker meent dat dit ook bij de schrifteli jke behandeling van
de begroting aan de orde is gesteld en misschien geschiedt dit over
14 dagen nogmaals.
Vervolgens meent de heer Kramer dat er een hiaat zit in artikel 4 van
het reglement van de culturele raad betreffende de vervanging. Spre
ker meent echter wanneer men artikel 4, sub a, leest in verband met
het gestelde in artikel 4, sub c, dat er van een hiaat in de opvolging
geen sprake kan zijn.
Zoals het geschreven staat kan er altijd een aanvulling plaatsvinden.
Mocht dit niet zo zijn, dan kan de heer Kramer in tweede instantie
zijn bezwaar nog eens naar voren brengen.
De door de heer Spanjer besproken zaken, zijn door spreker reeds be
handeld.
Alleen als laatste punt heeft hij aandacht gevraagd voor de uitbrei
ding van het zang- en muziekonderwijs. In het algemeen kan spreker
stellen dat alles wat op cultureel gebied ligt straks behartigd kan wor
den en dat het verstandig zal zijn van de nieuwe directeur van de
dienst aan dit belangrijk onderwerp zijn bijzondere aandacht te beste
den.
De VOORZITTER heeft de raad toegezegd dat hij namens burge
meester en wethouders enkele opmerkingen zou maken over het voor
zitterschap van de culturele raad. In de eerste plaats zou hij willen
vaststellen, dat de opmerkingen, die door de verschillende sprekers
zijn gemaakt variërend van inhoud zijn.
Zij variëren namelijk van groot bezwaar, via de tweestoelenpositie,
naderhand gewijzigd door de heer van Dun door de tweestoelentheorie,
tot een risicofactor van de heer van der Werff, geen halszaak van de
heer Kramer en wel akkoord van de heer Spanjer. Spreker heeft dus
maar te kiezen waar hij op in zal gaan. De heer van Dun en andere
sprekers hebben gelijk, wanneer zij wijzen op de cultuurnota waarin
gesteld is door burgemeester en wethouders dat men het voorzitter
schap los moet zien van de gemeentelijke huishouding Dit houdt in
volgens de cultuurnota dat het voorzitterschap van het beleidsadvies-
orgaan en hierop wil spreker gaarne de nadruk leggen, niet zal berus
ten bij de wethouder van culturele zaken. Gaarne wil hij bekennen
dat burgemeester en wethouders achteraf van de stelling spijt hebben.
Wel staat er in de nota dat alle vergaderingen van het beleidsadvies
orgaan en van de daaruit geformeerde secties door de wethouder zul
len worden bijgewoond.- De vraag is natuurlijk of hij door het bijwo
nen van de vergaderingen niet even sterk gefrustreerd zal worden als
door het vervullen van het voorzitterschap. Burgemeester en wethou-