14 NOVEMBER 1968 715 er bij de begrotingsbehandeling dan over gesproken worden Spreker moet verklaren dat hij het jammer vindt dat er niet iets meer uit de bus is gekomen, dan uit het antwoord van de wethouder is gebleken. Hij zou het betreuren wanneer in dit adviesorgaan door het gemis aan presentiegelden alleen welgestelden en gepensioneerden zitting zou den nemen. Voor goed begrip deelt hij nog mede dat hij niets tegen deze mensen heeft. Ten slotte wil spreker geen verhaal meer doen over artikel 4 van bij lage B. Hij zou het willen omdraaien. Indien de wethouder van mening is dat het hier staat, dan ben ik blij dat genotuleerd wordt dat een tussen tijds benoemde inderdaad langer kan zitten dan 4 jaar. Indien het is zoals de wethouder heeft gezegd, dan gaat hij hiermede akkoord. Hij leest het er echter niet uit. De heer SPANJER heeft een enkele opmerking aan het adres van de heer van Dun. Met de antwoorden van de wethouder was zijn frac tie bijzonder tevreden. De heer van Dun kan hij echter geruststellen. Hij heeft echt niet be doeld dat de culturele raad niet zweverig mag zijn. Dit mag best. Doch vandaar zijn opmerking, dan niet liever in de openbaarheid. De opmerking van het zweverige was bedoeld voor de culturele dienst. Die mag niet zweverig zijn. De heer QUADEKKER dankt burgemeester en wethouders dat zij de suggestie om het aantal leden van het dagelijks bestuur op een even getal te stellen, heeft overgenomen. Hij zou zich kunnen voorstel len dat het dagelijks bestuur uit 4 leden zou kunnen bestaan. In eer ste instantie had spreker gesteld 4 of 6. Burgemeester en wethouders hebben het overgenomen met 6. Wethouder GIELEN is van oordeel dat het hoofdpunt in tweede in stantie eigenlijk gesteld is door de heer van der Werff, namelijk de openbaarheid. De heer van Dun heeft ervan gezegd dat hij eigenlijk wel in zekere mate tevreden is gesteld met de toezegging dat de zaken betreffende al of niet openbaarheid nader bestudeerd zullen worden. Spreker meent dat hij het niet zo sterk heeft gezegd zoals de heer van Dun gesteld heeft, namelijk dat burgemeester en wethouders hierover zul len gaan studeren. Spreker heeft naar zijn mening gezegd dat er over deze zaken op het ogenblik heel veel aan de orde is en dat er in het algemeen veel over gestudeerd wordt. Burgemeester en wethouders moeten natuurlijk hun ogen en oren openhouden voor datgene wat zich op dit gebied vol trekt. Daarmede heeft hij bedoeld te zeggen dat het moment zeker kan komen, waarop burgemeester en wethouders zouden kunnen zeg gen dat zij de vergaderingen van de culturele raad in de openbaar heid zouden willen laten plaatsvinden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 741