723 14 NOVEMBER 1968 moet het zelf in orde brengen. In de afdeling is ook nog een vraag gesteld, die duidelijk uit horeca- kringen afkomstig was. Het zal burgemeester en wethouders wel dui delijk zijn dat men bevreesd was voor een onmogelijke concurrentie met een dergelijke lage huur. Dit is hem toen volkomen duidelijk geworden. Men behoeft hier niet bevreesd voor te zijn. Dat thans een drankwetvergunning nieuwe stijl moet worden afgegeven, waardoor niet alleen zwak-alcoholische dranken geschonken mogen worden, wordt opgevangen door de bepaling in het huurcontract dat alleen daar ter plaatse zwak-alcoholische dranken geschonken mogen worden. Dit is op zich een beperking van de exploitatiemogelijkheid. Ook de openstelling van het gebouw wordt middels het huurcontract geregeld en houdt ook een beperking in. Men moet om 18.00 uur sluiten. Dat alles bij elkaar gaf spreker een heel ander beeld dan een ncrma- le exploitatie van horecabedrijven. Daarom is hij akkoord gegaan met de huurvaststelling. Deze huur moet men zien in samenhang met alle andere voorschriften en bepalingen, die aan dit contract vast zitten. Wat de verkoop betreft van de verschillende artikelen wil spreker nog opmerken dat deze verkoop nog vastzit aan de warenwet en de drank wet. Zelfs van de artikelen, die genoemd zijn, zijn er die strijdig zijn met de drankwet. Dit alles bij elkaar heeft spreker de overtuiging gegeven dat de 600,-- huur acceptabel is. Wethouder VERMEULEN was er echt van overtuigd, dat burge meester en wethouders ten opzichte van de gemeenteraad alle mo gelijke égards had betracht, die er maar te betrachten waren. Thans merkt hij zowel aan de heer van Banning als ook aan de heer Woes- tenberg dat er gesproken wordt over weer zo'n klaargemaakt stuk, waar men alleen maar ja op hoeft te zeggen en waar eigenlijk geen terugweg meer mogelijk is. Spreker wil beginnen met deze veronderstelling helemaal van de hand te wijzen. Het is zelfs zo, dat burgemeester en wethouders de gemeenteraad voor de verhuur van een gebouw voor 600, per jaar niet nodig heeft, want burgemeester en wethouders hebben een delegatie van de gemeenteraad om zelfs voor een hoger bedrag dan 600, zelf standig te verhuren. Burgemeester en wethouders waren echter van mening, dat rekening houdend met de waarde van de opstallen, rekening houdend met het feit dat het een monument is waaraan wat gaat gebeuren, dat het ten opzichte van de raad toch wel zeer onelegant zou zijn als men er op een gegeven moment langs wandelde en men zag dat er wat ging gebeuren, dat men zich dan tot burgemeester en wethouders moest wenden met de vraag hoe of het mogelijk was, dat burge meester en wethouders er al bezig waren, zonder dat zij de gemeen teraad hadden ingelicht. Dit is de aanleiding voor burgemeester en wethouders geweest, zo

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 749