14 NOVEMBER 1968
729
Wethouder VERMEULEN zegt in eerste instantie niet voldoende op
de opmerking van de heer van Banning te zijn ingegaan. Het betreft
de hoogte van de huur. De heer van Banning heeft toen gezegd dat
600, -- nergens op leek en dat 6.000, hem beter zou schikken.
Spreker is van mening dat 600, -- nergens enige verantwoording in
vindt. Hij vraagt zich af wat de waarde is van een object als een
uitgeklede vishal. Uiteindelijk is die waarde op de markt nihil. De
waarde van 600,ontstaat eigenlijk pas in combinatie met de
investering, die daarin gaat gebeuren. Eigenlijk moet er uitgegaan
worden van een huur zoals mevrouw van Mierlo die terecht gesteld
heeft.
Spreker gelooft dat men zich al te zeer in het bedrag van 600, --
vastbijt en denkt dat daarvoor een horecabedrijf te huur is. Zo is
het echter niet. Voor dit bedrag kan men een lege vishal huren. Op
eigen kosten mag men dan verbouwingen onder goedkeuring van
monumentenzorg en de drankwet plegen.
In tweede instantie hebben zowel de neer Woestenberg als de heer
van Banning de opmerking gemaakt, dat het wellicht verstandiger
zou zijn geweest als de gemeente zelf de investeringen zou hebben
gedaan om de vishal daarna voor een hogere prijs te verhuren. Zij
nerzijds heeft hij hiertegen toch wel enkele bemerkingen.
Op de eerste plaats dacht spreker dat het niet elegant zou zijn ge
weest als een particulier met een idee naar de gemeente komt om
dan te zeggen: "dank U wel", doch de gemeente gaat het zelf doen.
Overigens dacht spreker niet dat het op de weg van de gemeente lag
om zelf horecabedrijven te stichten. Hij kent dergelijke situaties in
den lande niet en zou het een heel vreemd experiment gevonden
hebben als de gemeente Breda dat zou hebben gedaan. Spreker ge
looft dat in de relatie met de investering het huurbedrag van ƒ600,
toch wel acceptabel is.
Dat de heer van Caulil een beetje wantrouwig is geworden kan spre
ker zich voorstellen. Dit is overigens heel gezond. Spreker kan hem
geruststellen.
In punt 8 van de overeenkomst staat: "huurster zal het gehuurde
slechts mogen gebruiken conform het aan deze huurovereenkomst
gehechte voorstel tot gebruik d.d. 6 juni 1967, met inbegrip van
eventuele geringe afwijkingen".
De bijlage die dus aan de huurovereenkomst is gehecht heeft hij zo
juist opgelezen. Hieruit kan de heer van Caulil merken dat de vis
hal alleen maar gebruikt mag worden voor zwak-alcoholische dran
ken. Ir. de vergadering van de afdeling heeft de heer van Caulil met
zijn deskundigheid nog opgemerkt, dat in verband met de verander
de drankwet dit onderscheid op de duur komt te vervallen en dat
het, zonder dat een extra vergunning nodig zou zijn, mogelijk is
sterke drank te verkopen.
De huurster zal echter het gehuurde slechts mogen gebruiken conform
het aan deze huurovereenkomst gehechte voorstel tot gebruik en dat
is dus de verkoop van zwak-alcoholische dranken.
Spreker meent dat de heer van Banning of de heer van Caulil in
eerste instantie ook nog een vraag heeft gesteld over de verantwoor-