742 27 NOVEMBER 1968 burgers, dan mag ook van die burgers verwacht en verlangd worden, dat men enig begrip heeft voor de ook maar menselijke mogelijkheden van het raadslid, die boven dien naast zijn uit het raadslidmaatschap voortvloeiende verplichtingen, dikwijls vele andere - meestal vrijwillig - op zich genomen verplichtingen heeft te vervullen, waar bij ik dan nog niet spreek over het mogen hebben van wat vrije tijd voor zichzelf en voor zijn/haar gezin. In dit verband zijn de denigrerende opmerkingen van de voorzitter van het P.J.C.B. over: „geachte volksvertegenwoordigers die in onderling overleg een uitnodiging wegens tijdgebrek hebben afgewezen" in het novembernummer van Polemitiek dan ook ongemotiveerd en misplaatst. Hoewel het niet mijn gewoonte is op deze soort verwijten in te gaan het woord fraktiediscipline is kort geleden ook weer van stal gehaald meen ik nu de P.J.C.B. de kwestie op deze wijze in de publiciteit brengt, ook publiekelijk te moeten reageren. Bij schrijven van 27 oktober j.l. blijken de fraktievoorzitters te zijn opgekommandeerd om te verschijnen op een Teach-in over gemeentepolitiek op 22 november 1968. Voor overleg over de datum heeft niet plaatsgevonden. Inzicht en begrip voor het werk ver bonden aan de voorbereiding van de begrotingsbehandeling kon blijkens de uitnodiging en het kommentaar in Polemitiek niet worden opgebracht. Voor 22 november was het antwoord van Uw college op vragen over het onrendabel investeringsplan toegezegd. Na bestudering daarvan moest nog de tekst van de alge mene beschouwingen worden aangepast en afgemaakt. Dit zijn slechts mijn zakelijke motieven, welke het mij met bijkomende persoonlijke redenen onmogelijk maakte de uitnodiging te aksepteren. Ik had die bijeenkomst vanwege het onderwerp en het belang dat ik aan het kontakt en de gesprekken met de jeugd hecht, graag bijgewoond, doch men moet er begrip voor hébben dat mijn vrouw en kinderen enkele keren per jaar meer dan iemand anders of welke organisatie recht hebben op mijn thuiszijn. De vraag is bovendien of het wel juist is politiek in ieder geval niet gebruikelijk kommentaar te geven op een aantal vragen met duidelijke beleidsaspekten, op een ogenblik dat dit beleid nog door de raad moet worden behandeld en dientengevolge nog voor wijziging vatbaar is. Het zou tegenover Uw college en tegenover de raad weinig fatsoenlijk zijn geweest vorige week vrijdag inzichten te geven en standpunten te bepalen of te verdedigen over zaken die op dit tijdstip en in deze raad aan de orde zijn. Na deze uitweiding terugkerend naar het onderwerp geloof ik dat het kontakt tussen Overheid en burgers via de vertegenwoordigers van de burgers, zoveel mogelijk dient te worden bevorderd. Dit vergt de persoonlijke inzet van het raadslid. Partijgebondenheid mag daarbij naar mijn oordeel nauwelijks een rol spelen. In het verleden heeft de KVP door het houden van zit-uren voor de kiezers wel ge tracht het kontakt tussen kiezers en gekozenen te entameren. Ik kan niet zeggen dat dit een groot sukses is geworden. Ik acht het bovendien ook niet strikt noodzakelijk dat deze kontakten alleen door de politieke partijen worden gelegd en bevorderd. De kiezers dienen te weten dat hun vertegenwoordigers, in de mate van het redelijk mogelijke, te allen tijde klaar staan hun kiezers in de relatie met de Overheid met raad en daad te helpen. Laat dit mijnheer Buising maar aan alle burgers mededelen. Dit is dan zeker een betekenisvolle bijdrage die de raadsleden in de relatie Overheid- Burgers kunnen brengen. Een en ander zou naar het mij voorkomt wel konsekwenties hebben met betrekking tot de voorlichting en de informatie welke door Uw college aan de raad en de raadsleden gegeven zou moeten worden. Er zouden voor het raadslid waarschijnlijk zelfs nieuwe informatiemogelijkheden dienen te worden geschapen. Als een raadslid zich op hier voor geschetste wijze inzet, lijkt het logisch dat ook van de zijde van het gemeente-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 768