748
27 NOVEMBER 1968
van de laatstgenoemden. Van hen had men meer begrip voor de ontwikkeling van onze
maatschappij mogen verwachten.
Reeds eerder heb ik in de raad mijn zienswijze over de urbanisatie en de economische
functie van stad en dorp uiteengezet en ik wil nu niet in herhalingen vervallen. In de
concrete situatie waarin Breda zich thans bevindt is verdere ontwikkeling van de stad
uitgesloten omdat de daarvoor benodigde grond ontbreekt. De gemeentegrens is een
keurslijf geworden. In economisch opzicht brengt dit grote bezwaren mee. In het
economisch gebeuren gaat het altijd om het maken van een keuze. Indien het grond
gebied van Breda niet uitgebreid wordt, dan zou Breda gedwongen worden het laatste
stuk beschikbare grond te gebruiken voor de bouw van huizen, wegen en fabrieken.
Van economisch handelen is dan geen sprake meer.
Omdat het economisch leven zich grotendeels afspeelt in de stad, brengt het beperken
van die stad schade toe aan de werkgelegenheid. Tot de slachtoffers van verminderde
activiteiten behoren ook de inwoners van de omliggende dorpen, die voor hun werk
vaak aangewezen zijn op Breda. Zo zij er niet zelf op aangewezen zijn dan zullen hun
kinderen dit zijn, omdat de opname-capaciteit voor arbeidskrachten van het platteland
nog steeds afnemend is. Ook voor voortgezet onderwijs is de jeugd uit de omgeving
vaak aangewezen op Breda.
De vorig jaar in Uw beleidsnota gepubliceerde cijfers over het aantal arbeidsplaatsen
per 1000 inwoners in de dorpen rondom Breda toonden duidelijk aan dat de werk
gelegenheid daar van afnemende betekenis is en dat deze dorpen dus in toenemende
mate een woonfunctie krijgen. Niet alleen voor de autochtone bevolking, doch ook
voor forensen. De felste reacties komen van bepaalde forensen, die m.i. absoluut geen
recht van spreken hebben, omdat zij enerzijds wel profiteren van de stad, n.l. voor hun
werkkring, doch anderzijds de nadelen van de stad, de massale bebouwing en alles wat
daarmee samenhangt, ontvluchten. Te weinig dringt het met name tot deze groep
door dat volledige benutting van de grond in Breda onze stad onleefbaar zou maken,
omdat een stad zonder voldoende open plekken voor parken en sportterreinen onleef
baar wordt.
De argumenten die tegen de voorgestelde grenswijzigingen worden aangevoerd doen
soms wat wonderlijk aan. In een artikel werd o.a. gesteld dat Breda geen echte stad
was, ingesnoerd als het lag tussen kazernes. Het valt niet te ontkennen dat een oneven
redig groot deel van de grond binnen en buiten de singels wordt ingenomen door
kazernes en militaire terreinen. De situatie dat een stad een bezetting nodig had om
haar te verdedigen behoort tot het verleden. Ik verwacht ook wel dat mettertijd deze
kazernes zullen worden overgeplaatst naar minder kostbare grond. De gelegenheid die
Breda dan heeft om een centrum van betekenis op te bouwen is werkelijk uniek.
Om op grond van deze kazernes de stadsfunctie van Breda in twijfel te trekken is
echter te ver gezocht.
Mijnheer de voorzitter, de gesprekken over een structuurplan heeft Uw college ge
meend te moeten afbreken, omdat de verhoudingen met de randgemeenten zodanig
geworden zijn, dat van verder overleg geen vruchtbaar resultaat meer verwacht mocht
worden. Wij betreuren het dat Uw college deze stap heeft moeten nemen, doch delen
Uw opvattingen dat verdere besprekingen niet zinvol meer waren. Indien wederzijds
begrip en vertrouwen op het hoogste niveau ontbreekt, dan is voortzetting van beraad
op lager niveau niet langer gewenst.
De agitatie rondom het grenswijzigingsvoorstel zal de daarvoor benodigde procedure
ongetwijfeld vertragen. Dit zal voor Breda een onderbreking in de continuïteit van de
woningbouw betekenen, hetgeen tot gevolg heeft dat voor de leeftijdsgroep die de
huwbare leeftijd gaat naderen minder woningen beschikbaar zullen zijn dan mogelijk
geweest zou zijn, indien door alle betrokken partijen positief aan een structuurplan
voor Breda en omgeving was meegewerkt. Ik weet niet, mijnheer de voorzitter of men
zich dit in de omgeving voldoende realiseert.
Grond is in ons land een schaars goed, en dit schaarse goed moet zo eerlijk mogelijk