752
27 NOVEMBER 1968
Verhogingen van de uitkeringsnormen en uitbreiding van het plaatselijk belastinggebied
zijn daarom dringend noodzakelijk. Het laatste betekent uiteraard verzwaring van de
belastingdruk.
Naar de mening van onze fractie is, voor zover zij de situatie thans kan overzien, een
niet-sluitende begroting voor Breda slechts dan verantwoord, indien onverhoopt de
financiering van het hoogspoorplan en/of de vuilwaterafvoerleiding voor een groter
deel ten laste van Breda komt dan thans kan worden voorzien. Ik voeg hier direct aan
toe dat het hier objecten betreft die een gemeente als Breda onmogelijk uit eigen
middelen kan financieren. Breda heeft deze belangrijke infrastructurele werken ter
hand genomen in de verwachting dat de Centrale Overheid of een ander Overheids
orgaan of -lichaam deze werken zou financieren resp. zou overnemen en hoewel een
beslissing hierover nog is uitgebleven, hebben wij steeds het vertrouwen dat deze ver
wachtingen vervuld zullen worden.
De financiële situatie van de gemeente wordt niet alleen bepaald door de relatie tussen
inkomsten en uitgaven, doch ook door de reserves. In de Nota van Aanbieding van dit
jaar wordt terecht door Uw college veel aandacht besteed aan deze reserves. De door
U gegeven opsomming op blz. 31 leidt echter tot misverstanden. „Belegde sommen
van anderen" en „Waarborgsommen gestort door derden" bij elkaar 6.5 millioen,
zijn geen reserves, doch in feite aan de gemeente ter leen gegeven gelden. Onder het
hoofd „Reserves van de bedrijven" komen tal van posten voor die zeker geen reserves
zijn doch voorzieningen. In hoeverre hier sprake is van voorzieningen of van werkelijk
vrije reserves is mij niet duidelijk. Afgaande op de benamingen neem ik echter aan
dat het grotendeels voorzieningen zijn waarover de gemeente dus niet vrijelijk kan
beschikken. Hoewel in het spraakgebruik de begrippen reserves en voorzieningen vaak
door elkaar worden gebruikt, gaat het in wezen om twee geheel verschillende zaken.
Reserve is een overschot op het gestorte kapitaal, een voorziening heeft betrekking op
uitgaven die in de toekomst gedaan moeten worden, doch waar men thans reeds
rekening mee houdt.
Als feitelijke reserves blijven naar mijn mening over de reserve van de algemene dienst
en de saldi-reserve. Over de laatste reserve mag niet vrijelijk beschikt worden, daar
dez^vóor de algemene dienst ad 16 millioen per eind 1968 bestaat uit 6 millioen
algemene reserve en 10 millioen bijzondere reserveringen voor zaken als Stichting
Grote Werken, Sanering binnenstad, Civic-Centre enz. Ik ben van mening, mijnheer de
voorzitter, dat het geen juist beleid zou zijn, indien deze bijzondere reserve geheel of
gedeeltelijk ten bate van de gewone dienst zou worden aangewend. Als werkelijke
reserve blijft dan volgens mijn aftreksom over de algemene reserve van ruim 6 mil
lioen. Dit bedrag is ongeveer 10% van de huidige jaarlijkse overheidsuitkering aan
Breda. Gezien de ambitieuze taak die Uw college zich, terecht, heeft opgelegd, ben ik
van mening dat deze algemene reserve bepaaldelijk niet te hoog is. Het steunen van de
gewone dienst door daaraan een deel van de reserves of de rente van de reserves toe
te voegen, acht ik een bedenkelijke zaak. De gemeente kan slechts dan een voortvarend
beleid voeren, indien zij ervan verzekerd is dat bij tegenslagen teruggevallen kan wor
den op reserves. Het ontbreken van reserves of het verminderen daarvan, zou de
gemeente dwingen een financieel voorzichtiger beleid te voeren. In de praktijk zou dit
betekenen beperking van het onrendabel investeringsplan, dus minder geld voor wegen,
sport, recreatie enz. Onze fractie is van mening dat aan het investeringsplan, zoals het
thans wordt gepresenteerd, niet getornd mag worden. Dat Breda haar reserves in de
toekomst nodig zal hebben behoort stellig tot de mogelijkheden.
Ieder jaar worden maatregelen genomen om de begroting sluitend te maken. Deze
maatregelen werken ook door in de volgende jaren, doch zijn dan niet meer toe
reikend. Voor volgend jaar wordt voorgesteld het exploitatieverlies op de gronden in
de saneringsgebieden bij te schrijven op de boekwaarde van die gronden.
Voorheen werden deze verliezen ten laste van de algemene dienst geboekt, in 1967
was dit ƒ913.000,Door de voorgestelde wijziging wordt een begrotingsruimte van
9 ton gecreëerd, doch deze ruimte wordt volledig geabsorbeerd door de stijging van de