756
27 NOVEMBER 1968
Als het mogelijk is dat een deel van de bevolking, dat bij een bepaald vraagstuk sterk
betrokken is, daarover zelf kan beslissen, dan moet dat bevolkingsdeel beslissen en niet
de gemeenteraad. De door mij gegeven eenvoudige voorbeelden geven, naar ik hoop
weer, welke richting wij naar de mening van onze fractie uit moeten. Het gaat niet
altijd om belangrijke vraagstukken, het zijn vaak de meest alledaagse dingen waarover
de burgerij beter voorgelicht en meer in gekend moet worden.
Mijnheer de voorzitter, hiermede ben ik gekomen aan het eind van mijn beschouwin
gen. Ik hoop dat het jaar 1969 een jaar zal worden waarin Uw college en de raad
weer op vruchtbare wijze zullen kunnen samenwerken in het belang van onze stad.
De heer VAN DER WERFF zegt:
Mijnheer de voorzitter,
Van een groeiproces in de eigenlijke zin des woords kan bij een stad geen sprake zijn.
Een stad is immers geen organisme. Zolang wij ons deze beperking in de werkelijkheid
voor ogen houden, acht ik het geen bezwaar vergelijkenderwijs als thema bij deze
algemene beschouwingen over de begroting 1969 het groeiproces van de gemeente
Breda centraal te stellen. Zoals alle groei ging dat ook bij Breda spasmodisch. Ab
urbe condita tot het opheffen van de vesting, ruim een eeuw geleden wil ik U besparen
- zij het node in de afgelopen eeuw kan men die schoksgewijze ontwikkeling
overigens duidelijk onderkennen. Net als bijvoorbeeld de mens kan men een groei naar
volle wasdom, naar het aanvaarden van grote verantwoordelijkheid en naar bewuster
planning waarnemen, evenals een geïnspireerde plaats- en positiebepaling tegenover de
Unwelt. Dat daarmede de „wilde haren" geheel uitgevallen zouden zijn, dat „the seven
years itch" overkomen en „l'age critique" achter ons gelaten zouden zijn, wil ik be
twijfelen.
Hoe dat ook zij, Breda blijkt duidelijk uit zijn pak gegroeid, een nieuw, veel ruimer
jasje is al in het vooruitzicht gesteld door de provinciale overheid; maar de broek
-als ik het zuiden zo mag aanduiden - zal nog wel even echt blijven knellen en
spannen.
In ernst, wij achten dit een zorgelijke zaak. Wil de gemeente Breda de ontwikkeling
van de woningbouw en in de woningbouw vóór blijven, dan moeten er van hieruit nu
plannen ontworpen kunnen worden, al zijn het deels alleen nog maar bestemmings
plannen in de wettelijke zin van het woord, die dan voor de gehele ons toegedachte en
berekende bevolking van een kleine kwart miljoen inwoners zullen gelden en die
beschikbare ruimte zo goed mogelijk dienen te benutten. Een halve eeuw geleden leek
de oplossing eenvoudig; de garden city's. De praktische moeilijkheden bleken echter
niet gering: het overheidsingrijpen nam ongekende proporties aan, vooral doordat geen
andere autoriteit dan het Rijk de enorme som gelds kon fourneren: een harmonische
groei ook van de bevolkingssamenstelling en van het arbeidsplaatsenpakket stuitte al
even zeer op problemen als de sociale samenhang en algemeen maatschappelijke voor
zieningen. Centraal dirigisme met alle spanningen en failures van dien waren niet te
vermijden.
Het van een bestaand centrum uit opbouwen en financieren, organiseren en begeleiden
lijkt betere waarborgen voor het tot zijn recht komen van de individuele burger te
bevatten.
Grotere verbanden dan ten tijde van Thorbecke acht ik onmisbaar in de tweede helft
van de 20e eeuw; een stad als Breda kan zich nu eenmaal bovendien geen niet-
sluitende begroting permitteren; de taken uit de huidige centrum-situatie van onze
stad voortvloeiend zijn met deze twee overwegingen in het achterhoofd echter zo veel
omvattend, dat wij wel over alle middelen de gehele regio ter beschikking staande,
dan ook daadwerkelijk dienen te beschikken ter wille van een evenwichtige aanpak en
efficiënte verdeling en besteding. Bij erkenning van de noodzaak van wijziging in de