758
27 NOVEMBER 1968
Blauwdruk van de daar opererende stuurgroep direct te toetsen aan de eigen nood
zakelijk geachte ontwikkeling. Men verwacht daar in het Markiezaat kennelijk gebrek
aan concretisering van beleidsvooruitzichten en men heeft zich - terecht of ten on
rechte reeds in staat van paraatheid gebracht.
Hoe staat Uw college, eventueel reeds in overleg met Oosterhout en Etten-Leur, met
de preparatieven te dezen? Dat die nodig zullen zijn, daarover zullen wij wel niet van
mening verschillen, zeker niet na onze constatering over die „knellende spanbroek"
Een vraag tot slot: Naast de bestaande contacten met Etten-Leur en Oosterhout, naast
de verbroken contacten met de randgemeenten a propos geldt dat ook voor Nieuw-
Ginneken? - bestond er toch reeds een verwachting van zeker overleg met Rotterdam
en Antwerpen? Bestaat dat overleg reeds; kunnen daar reeds nadere mededelingen
over gedaan worden of verdere concrete gebeurtenissen vermeld; lijken ze zin te
hebben
Er rest mij nog een vraagstuk van geheel andere aard; wanneer ik het niet geldelijk
rendabel investeringsplan 1969-1973 bezie, vraag ik mij af of het college t.a.v. het
essentiële punt 3.1. en dan vooral sub a. en b. de consequenties van de veel grotere
toekomstige taakstelling voldoende heeft verwerkt? Nadere formulering van gedachten
of wellicht zelfs van suggesties ten aanzien van vooral de financiële consequenties
lijken mij voor ons allen, maar speciaal voor de hogere overheden van uitzonderlijk
belang. Die consequenties zullen namelijk niet gering uitvallen: en nu kunnen wij wel
van goede wille zijn, maar zonder de middelen beginnen wij helemaal niets. De stad
zal toch de gehele outillage dienen uit te breiden en uit te bouwen, gewoon om te
beginnen direct van de eigen diensten, doch ook los daarvan liggen er vele en hoge
uitgaven in het verschiet.
Mag ik, nu ik het niet rendabel investeringsplan nieuwe stijl aangeroerd heb, dat
meteen mijnerzijds afhandelen met een compliment voor de duidelijker presentatie dan
vroeger en voor de beperking tot 5 jaren die ons erg weldoordacht voorkomt. Dat
daarbij de prioriteiten telkenjaren opnieuw door de raad te bezien zullen zijn, spreekt
vanzelf; wij kunnen natuurlijk niet vooruitlopen op de budgettaire beslissingsbevoegd
heid van deze raad voor het jaar 1970 en in het geheel niet voor de Bredase gemeente
raad in een nieuwe zittingsperiode.
Eigenlijk tipte ik daarnet reeds aan economische aangelegenheden. Daarover dan nog
het volgende: de terreinen, waar industriële bedrijvigheid wordt bedreven, lagen van
oudsher aan de periferie van de stad. De opeenvolgende uitleggingen brengen al sedert
een eeuw verandering in die excentrische ligging. Ook bij verdere uitbreidingen zal
aan de situering van terreinen nauwlettend aandacht moeten worden besteed; het
streekplan van West-Brabant zal, als dat komend jaar uitkomt, naar ik veronderstel een
- zij het laat verschenen - aanknopingspunt kunnen gaan vormen.
Daarbij zult U uiteraard blijven letten op de pollutie van water en de verwekking
van onwelriekende geuren of schadelijke stoffen - dat past een volwassene immers in
het geheel nietDe toezegging onder punt 44 van het vraag- en antwoordspel stelt ons
voorlopig gerust t.a.v. Uw diiigentie in algemene zin in deze materie.
Voor de groei van die bedrijvigheid achten wij de aangekondigde doortrekking en
aansluiting van de noordelijke rondweg met U onmisbaar; daardoor zal bovendien
hopelijk congestie op diverse plaatsen in onze stedelijke verkeersaders in de toekomst
afnemen, althans niet toenemen. Een punt dat ons in die gehele planning wat moei
lijker op te lossen lijkt dan de omsluiting van industriegebieden door woonwijken,
lijkt ons de situering van het woonwagencentrum. Het is maar een klein onderdeel,
maar toch wel voor een stijgend aantal vast wonende burgers van Breda van belang;
als zodanig vereist het zeker Uw aandacht bij het ontwikkelen van toekomstplannen in
Noord-Noord Oostelijke richting.
Over de economische aangelegenheden sec zal ik verder kort zijn: de jaarstukken '67
van de Br. I.M. achten wij wel belangwekkend als informatiebron en als ervarings
gegeven voor de gevolgen van recessie op onze lokale bedrijvigheid en op onze uit
gaande en inkomende pendel. Doch wij veronderstellen, sterker, wij menen te weten,