760 27 NOVEMBER 1968 En onze stad zal dan zijn functie als aantrekkelijk verkoopcentrum voor een breed assortiment van artikelen van niveau en kwaliteit, zal dan ook zijn functie als tierige stad ook in de avonduren, naar ik hoop - vervullen. Wij allen moeten ernaar streven te worden, wat wij pretenderen te zijn! In die toekomst van Breda zal, zoals overal elders, het vliegtuig een grotere rol gaan vervullen: in verband met de situering geloven wij niet dat daarbij voor Seppe moge lijkheden van importantie zijn weggelegd. Bij de opzet hebben wij reeds als verwachting uitgesproken dat de toentertijd begrote geringe kosten zouden oplopen; hoge investeringen achten wij voorhands weinig zin vol (Uw punt 231). Wel zal het zaak zijn dat Uw college zich blijft beraden op de bereikbaarheid van Breda vanuit de lucht. Daarbij vormt de bestemming van Woens- drecht nog steeds een open vraag, terwijl Zestienhoven van ons door de grote rivieren gescheiden blijft. Hier past zeker diligentie en eventueel een anticiperen op de storm achtige ontwikkeling van het luchtverkeer. Ik riep reeds de winkelstand op de stad qua allure een nog beter gezicht te geven; dat er daarenboven hier en daar nog wat trieste open plekken zijn, gaf mijn fractievoor zitter, die tot zijn spijt door ziekte verhinderd is ditmaal de algemene beschouwingen te houden, vorig jaar reeds duidelijk aan. De ruïnes ik denk hier o.a. aan het oude Regina op de Ginnekenweg kunnen toch naar ik hoop, geen ander gevaar dan voor ons esthetisch oog opleveren? Wij willen hopen dat dergelijke particuliere gronden spoedig opnieuw bebouwd zullen worden met verantwoorde panden. En hoe zit het in dit opzicht met de eigen, door de gemeente verworven gronden? U weet, dat de V.V.D. steeds een spoedige realisering van een nieuw stadhuis bepleit heeft, zowel terwille van de efficiency van de diverse daarin te huisvesten diensten en administraties als terwille van het werkklimaat van de gemeente-ambtenaren, doch daarnaast uiteraard ook terwille van de huidige en toekomstige Bredase burgers. Bovendien: als wij het voorbeeld geven het aangezicht van de stad rigoureus te ver beteren, als wij model staan, dan trekken wij velen ongetwijfeld in een dergelijk streven mee. Met „rigoureus" bedoel ik natuurlijk niet een dergelijke facelifting van ons volwassen Breda te bewerkstelligen, een dergelijk operatief ingrijpen of apeklier injectie dat daardoor al het markante uit vroeger eeuwen zou worden gladgestreken, uitgewist of weggevaagd. Doch nogmaals ons inziens een centraal gelegen, goed bereikbaar, ruim gemeentehuis achten wij een verantwoorde investering die de allerhoogste prioriteit voor onze stad gerust mag hebben. Ik zie dat dan tevens - het zij eveneens nog eens nadrukkelijk gesteld - als een aanzet voor een verder culminatiepunt voor de gehele Bredase burgerij. Daaromheen immers zult U dan het civic-centre kunnen laten groeien, althans als de gedachten daarover geheel zijn uitgekristalliseerd; in verband met de beschikbare middelen en het fiatteringsbeleid van het college van gedeputeerde staten zullen wij voorlopig naast de vele reeds gedane en voorgenomen uitgaven toch niet veel meer kunnen aanpakken dan stadhuisbouw, althans zeker niet wat betreft hele grote pro jecten. Wel veronderstellen en verwachten wij, dat Uw college de landelijk in het vooruitzicht - het is door een andere fractievoorzitter ook reeds gesteld gestelde extra bijdragen voor krotopruiming zult claimen en aanwenden. Het is nu eenmaal zo, dat Brabant en ook Breda door de politieke konstellatie in vroeger eeuwen tot voor enkele decennia een economisch zwakke positie heeft gekend. Dat heeft duidelijk zijn weerslag gevonden in de slechte kwaliteit van de huizenbouw in het algemeen: aan de uiterlijke en innerlijke gevolgen van vroegere misdeling en achterstand kan wellicht in de naaste toekomst door een dergelijke extra rijksbijdrage meteen een eind gemaakt worden. Veel geld behoeft U al direct voor 1969; ten einde daarin te voorzien denkt U o.a. aan verhoging van hondenbelasting. Met erkenning van die geldelijke behoefte zijn wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 786