27 NOVEMBER 1968
761
toch niet geestdriftg over deze gekozen aanvulling van de gemeentelijke middelen, en
wel op de volgende gronden: honden verontreinigen of vernielen zeker niet voor een
dergelijk bedrag per jaar aan de openbare weg of in plantsoenen; het houden en uit
laten van honden is ontspannend voor baas of vrouw en voorkomt, dat zij hartinfarcten
of psychische neuroses krijgen en zo dan de gemeenschap veel geld gaan kosten; het
houden van een huisdier is bovendien een typisch beschavingskenmerk en dient als
zodanig geen object van belastingheffing te zijn; ik kom daar straks in ruimer verband
even op terug; een hond in huis heeft tenslotte - zelfs als het een „luxe hond" betreft
een duidelijk preventieve en prohibitieve werking op de insluiper of inbreker. Indien
de mensen door de hogere belasting hun honden zouden afschaffen of minder tot aan
schaf van honden zouden overgaan, zult U het politiekorps moeten uitbreiden om de
toch al te grote series inbraken het hoofd te bieden, en dat is veel duurder!
Misschien acht het college mijn argumentatie weinig overtuigend; mag ik U er dan op
wijzen dat ik - persoonlijk althans - deze altijd nog iets beter gemotiveerd acht dan
de manier, waarop U onder punt 78 het 25-meter bad adstrueert: in 1967 gaf U inder
tijd op vragen mijnerzijds ook reeds zo'n algemeen antwoord, waartegenover het tegen
overgestelde even gemakkelijk te verdedigen zou zijn, namelijk een 50-meter bad. Hier
moet U naar mijn gevoelen gewoon met comparatieve cijfers voor aanleg en exploitatie
komen, dan is voor ons allen voorkeurbepaling na discussie mogelijk.
Voorts doet Uw college voorstellen tot verhoging van de tarieven voor sportaccom
modaties. Steeds hebben wij er begrip voor opgebracht, zelfs in bepaalde gevallen et
voor gepleit, dat een kostprijsdekkend, eventueel slechts exploitatiedekkend tarief voor
diverse gemeentelijke diensten of ruimten zou worden ingesteld, en dat daarbij natuur
lijk trendmatige verhogingen alleszins gerechtvaardigd zijn. Indien een dergelijk tarief
niet gerealiseerd wordt, kan dat natuurlijk een beslissing van deze raad zijn in het
belang van bepaalde voorzieningen voor de gemeenschap als zodanig; dat is zuiver een
kwestie van evaluatie. Waar wij echter bezwaar tegen hebben bij Uw voorgestelde
tariefverhoging, dat is enerzijds tegen het duidelijk en ver overschrijden van dat trend
matig karakter en anderzijds tegen de abrupte wijze; ook verenigingen plegen met
begrotingen te werken. Als zij over een goed bestuur beschikken, is die begroting al
lang klaar en aangenomen in de ledenvergadering: de contributies voor het komende
jaar zijn dan reeds vastgesteld; bovendien loopt het boekjaar veelal van 1 september tot
31 augustus. Met deze voorstellen stort U mogelijkerwijs een deel van die clubs in de
grootst mogelijke financiële ontreddering en dat achten wij niet verantwoord.
Van twee hete hangijzers uit de begrotingsbehandeling in onze fractie laat ik er nu een
maar schieten namelijk de B.B.A. (punt 232). Zij het node behandel ik de andere.
Enkele jaren geleden kwam het EnWa met een folder, waarin de woorden „behaaglijk"
en „warm" voortdurend gekoppeld voorkwamen. Wish-full thinking mogen, noch
willen wij ons energiebedrijf verwijten. Toch blijft het een niet aanvaardbare aan
gelegenheid, dat een derde van de bewoners in Breda (Ypelaar en Wisselaar), aange
sloten op de gemeentelijke centrale wijkverwarming nog steeds serieuze klachten over
de temperatuur heeft. Als overheid mogen wij in dezen geen struisvogelpolitiek bedrij
ven. Wanneer die verwarming in sommige huizen niet deugt - en dat is zo! dienen
doeltreffende maatregelen getroffen te worden. Men moet dan als inwoner niet te
horen krijgen, dat de ramen wat tochten, want als die verwarmingsradiatoren niet
tegen wat tocht op kunnen, zijn ze voor ons Nederlands klimaat van mist, Zuid-Ooster
en koude regen duidelijk te krap bemeten. Waar is de post op de begroting om deze
zaak nu eens definitief en goed uit de wereld te helpen? Als dat namelijk niet zou
geschieden en niet zou lukken, krijgt het college de situatie onder het oog te zien, dat
een aantal huizen van de zijde van de huurders op een zwarte lijst geplaatst zullen
worden en vrijwel permanent leeg zullen staan. Dat zou de V.V.D. in alle opzichten
maar zeker ook voor het gemeentebestuur als verhuurder in economische zin, een laak
bare toestand achten. Bovendien wordt ons inziens te luchthartig heengelopen over de
wanprestatie; op het moment, dat de toegezegde en verplicht af te nemen leverantie