762
27 NOVEMBER 1968
van warmte zo schromelijk in gebreke blijft, achten wij het opeisen van voorschot en
betaling extra frustrerend voor betrokkenen.
T.a.v. de ruimtebiedende gelegenheden in onze stad (punten 211 tot en met 213)
menen wij dat er wel van onderbezetting sprake kan zijn, doch dat hieruit niet gecon
cludeerd zou mogen worden, dat er in totaliteit genoeg ruimte voor een ontwikkeld
verenigingsleven is. Wij kunnen ons daarbij niet geheel aan de indruk onttrekken dat
er soms een zekere concurrentie tussen de wijkgebouwen onderling en tegenover de
Beyerd bestaat. Mag ik hier tevens een detailvraag betreffende punt 213 op tafel
leggen? Als het college daar pas vrijdag bij de hoofdstuksgewijze behandeling bescheid
op geeft, is mij dat natuurlijk gans wel.
Indertijd heeft het project gemeenschapshuis Doornbos, als ik het mij goed herinner,
na overleg prioriteit gegund aan Tuinzicht. Nu blijkt het project daar in verband met
herziening van de plannen vertraging te ondervinden. Wordt nu Doornbos, waarvan
het schetsplan bij mijn weten reeds een half jaar onder U berust en waarvan de verdere
voorwaarden b.v. in financieel opzicht zo kunnen worden nagekomen eerst gereali
seerd
Uit Uw antwoord sub 214 betreffende de subsidie semi-beroepsvoetbal beluisteren wij,
dat er in deze aangelegenheid nog geen oplossing gevonden is. Aangezien met het
voortbestaan van N.A.C. en van de Baronie stads- en streekbelang al evenzeer gediend
is als de gemeentelijke inkomsten willen wij er toch wel de aandacht op vestigen dat
van de termijn, de studiecommissie gesteld, - het is al eerder gezegd - reeds een zekere
portie om is. Hoe langer wij wachten, hoe moeilijker het wellicht zal worden en het is
niet alleen een landelijk oordeel, dat sanering aan subsidiëring dient vooraf te gaan.
Voorts zou ik nog enkele algemene opmerkingen willen maken.
Het hangt ervan af van welk gezichtspunt uit men de toestand in Breda bekijkt om te
constateren dat de civiele deugden hier geheel ontbreken, b.v. door de belangstelling
voor gemeentelijke zaken oppervlakkig te peilen; dan staat die bij velen op laag
niveau; ook hier worden wij zelden door gestommel op de publieke tribune verrast.
Doch misschien komt dat, omdat slechts insiders in het duister van het stadserf de
toegang tot de openbare tribune weten te vinden. Zou een lichtbak, aangestoken als
wij er zijn met de woorden „zitting van de gemeenteraad, toegang vrij", wellicht
helpen
Later zal dat bij het nu nog wat schimmige, maar dan natuurlijk in het licht badende
civic-centre waar alle burgers kind aan huis zijn, waar discussies over gemeentepolitiek
volle zalen zullen trekken en waar zinnige argumentaties afgewisseld zullen worden
door culturele manifestaties, later zal dat alles duidelijker en gemakkelijker zijn
Of beoefent men die burgerdeugden ook heden realiter al in Breda?
Ik dacht van wel: vele, zeer vele Bredase mannen en vrouwen, jong en oud, zijn
voortdurend in clubs, in comité's, in stichtings- en verenigingsbesturen, zelfs in de
gemeenteraad, maar ook individueel bezig de stad leefbaarder te maken.
Aan U de taak, de veelomvattende en veeleisende taak al deze mensen te stimuleren,
aan te moedigen, de weg te wijzen, en indien verantwoord daadwerkelijk geldelijk of
anderszins te steunen. Draag er zorg voor, dat U, indien U hun verlangens niet direct
kunt inwilligen, indien U hun verzoeken moet afwijzen, dat U dan zulke waardevolle
burgers niet grieft of frustreert, dat U dan als overheid het voorbeeld geeft in wel
levendheid bij afwijzing of weigering, dat U dan bij vertraging in behandeling en
dat komt voor en daar heb ik alle begrip voor dat U dan zo'n bestuur of zo'n per
soon of sollicitant niet zonder bericht in spanning laat. Het inspelen op de mondige
burger is c-en onmisbare voorwaarde voor het voortbestaan van onze stad in harmo
nieuze sfeer. Ook al uit die burger dat niet steeds, dan blijkt toch telkens weer dat hij
de gang van zaken soms serieus volgt. Bredere scholing, ruimere belangstelling, uitge
breider informatie en een hogere graad van bereisdheid en van belezenheid bieden hem
of haar veel meer mogelijkheden tot vergelijking dan vroeger.
Gaarne wil ik hier overigens stellen dat het college voor filantropische instellingen,
die een beroep op medewerking doen, bepaald niet formalistisch tewerk gaat. Dit lijkt