27 NOVEMBER 1968
763
mij een duidelijk punt van overeenstemming tussen het dagelijks bestuur van onze
gemeente en het beleid te dezen van ons lokaal ochtendblad.
Ik had nog Uw aandacht willen vragen voor de inconsequentie van een subsidiërings-
beleid voor culturele manifestaties en recreatieve voorzieningen enerzijds en het heffen
van vermakelijkheidsbelasting anderzijds, doch ik kom hier een andere keer op terug.
Naar het gevoelen van onze fractie echter zou deze aangelegenheid, nu de standpunten
t.a.v. vrijetijdsbesteding - haar wenselijkheid, haar noodzakelijkheid en haar mogelijk
heden - zo in evolutie zijn, toch door het college eens bestudeerd moeten worden - of
misschien is dit al zo - en de resultaten in een nota aan de raad voorgelegd. In de
veranderende meningen over de doelstellingen en middelen onzer samenleving past een
dergelijke belasting ons inziens nauwelijks meer.
In aansluiting hierop verwacht U wellicht van mij een uitgebreid betoog over de
algemene toestand van onderwijs en cultuur. Ik zal mij daar echter van onthouden
behoudens een enkele kanttekening; inet betrekking tot het bedrag per leerling zijn wij
van mening, dat het college er goed aan gedaan heeft deze zaak die voor alle scholen,
openbaar en bijzonder, van zo grote betekenis voor een verantwoorde exploitatie is,
nauwgezet te analiseren en mede op grond van ontvangen adviezen tot voorstellen te
komen die de mogelijkheid tot goed onderwijs met goede leermiddelen in goed ver
warmde en verlichte lokalen bieden voor alle onderwijskundige takken en vertakkin
gen. Nog niet zo lang geleden behoorde Breda tot de categorie, die in Noord-Brabant
zo ongeveer de laagste uitkering gaf en drukte onze provincie in haar geheel het
landelijk gemiddelde omlaag; gelukkig is dat nu duidelijk anders en de fractie wil het
college met het streven van de laatste jaren gaarne complimenteren. Wellicht dat de
vergrote belangstelling voor eigen gemeentelijk beheerd onderwijs en het daardoor
stijgend getal der openbare scholen hier mede debet aan is, omdat Uw college daardoor
een beter inzicht in de kosten kon krijgen. De gevolgtrekkingen, die uit deze gedach-
tengang te puren zijn, zal ik hier niet verder uitwerken. Wel acht de fractie een veel
heid en verscheidenheid van scholen in Breda van groot belang ten einde alle oplei
dingsmogelijkheden aan de hedendaagse en toekomstige Bredase burger te bieden.
Op dit punt zijn er natuurlijk nog desiderata; daarbij dient de overheid in sommige
gevallen snel of zelf te handelen of - misschien - in overleg met het particulier
initiatief te doen handelen; ik denk hierbij b.v. aan de theorie, ontwikkeld in het juist
uitgekomen rapport „Planning van streekscholen in Noord-Brabant" op pagina 23 dat
de aanspraken van Breda als centrum van gewestelijk niveau op een streekschool alles
zins gerechtvaardigd zijn - ik citeer - „doch de realisering daarvan zou wellicht ge
durende lange tijd gefrustreerd worden, indien men begint met een school in Roosen
daal".
Essentieel is voor ons zowel uit principiële overwegingen als uit andere motieven
- b.v. de factor: aantrekkelijkheid als vestigingsplaats dat de scholen niet alleen
verdraagzaamheid preken - scholen moeten eigenlijk helemaal niet preken; dat is
typisch een kwaal van ons „dominees-land" niet slechts verdraagzaamheid beoefenen,
doch zoveel mogelijk openstaan voor alle levensbeschouwingen: in onze Nederlandse
pluriforme samenleving is dat voor een goed gemeenschapsleven voorwaarde.
Over dat open karakter van Breda - dat ook een kenmerkende trek van volwassenheid
is - hebben wij niet te klagen t.a.v. de onderwijsfacetten niet, t.a.v. de uitingsmogelijk
heden en vormen op cultureel gebied evenmin. Reeds sprak ik uit, dat de instelling
van een gemeentelijke dienst voor de behartiging van de culturele sector onze instem
ming kon verwerven bij de vorige raadsvergadering; in afwachting van de realisatie
menen wij geen discussie over de toekomst van dat cultureel beleid te moeten enta
meren. Wel dit: de voorgeschreven combinatie in het desbetreffende hoofdstuk van de
gemeentebegroting van onderwijs en cultuur houdt een vingerwijzing in, namelijk dat
wij zonder een al vroeg gelegde basis en een doelbewust voortgezette vorming geen
opgaande lijn in het cultuurbeleven mogen verwachten. Culturele ontwikkeling gaat
net zo min vanzelf als welke andere ontplooiing van het individu. Nu zijn de Neder
landse scholen op elk niveau reeds volledig geprogrammeerd. Nu zijn de op die