27 NOVEMBER 1968 765 Wij, - en hiermede bedoel ik dus de vier fractievoorzitters op dit moment, - hebben vorig jaar nadrukkelijk gevraagd om meer en tijdige voorlichting en informatie. Wij zijn van mening dat Uw college in het afgelopen jaar in algemene zin hieraan is tege moet gekomen. Wij denken b.v. aan de jeugdnota 1968, de cultuurnota, welke laatste resulteerde in het tot stand komen van een afzonderlijke cultuurdienst, voorts aan de diverse nota's betreffende de intergemeentelijke samenwerking, enz. In het algemeen kan gesteld worden dat de raad beter werd geïnformeerd en de kwaliteit van de nota's op hoog niveau stond. Het streven van Uw college om de achterstand met betrekking tot de voorlopige goed keuring van de rekeningen in te halen heeft onze voile instemming. De raad en met name de afdeling voor de financiën, tracht Uw college „bij te houden". Het behoeft geen betoog, dat dit voor vele raadsleden, gezien de beperkte tijd, wel enige moeilijkheden oplevert. Hoewel het niet-geldelijk rendabel investeringsplan 1969-1973 thans vroeger is ver schenen dan de laatste jaren gebruikelijk was, is de behandeling hiervan toch nog eniger mate in gedrang gekomen. De beantwoording van de gestelde vragen op 21 november is vrij laat om deze nog te betrekken bij de algemene beschouwingen. Wij hebben echter kennis genomen van de mededeling van de wethouder van financiën in de afdelingsvergadering, dat Uw college voornemens is volgend jaar dit niet-gelde- lijk rendabel investeringsplan, gelijktijdig met de begrotingsstukken aan te bieden. Wij spreken hierbij het vertrouwen uit, dat Uw college deze toezegging zal kunnen realiseren. Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat ook dit jaar weer overleg heeft plaats gehad tussen de vier fractievoorzitters met betrekking tot de begrotingsbehandeling. Dit overleg heeft slechts ten doel het maken van enkele afspraken t.a.v. het behandelen van bepaalde onderdelen, waarover zakelijk geen verschilpunten bestaan. Dit neemt echter niet weg dat iedere fractievoorzitter de volledige vrijheid heeft behouden zijn eigen visie naar voren te brengen, daar waar dit nodig en gewenst is. Het zou dan ook onjuist zijn uit het voorgaande de conclusie te trekken dat het in de gemeenteraad van Breda alleen gaat om een pragmatische benadering van de problematiek. Duidelijk willen wij stellen dat wij bij de behandeling van alle voorkomende vraag stukken ons willen laten inspireren door het Evangelie, dat een visie geeft op mens en maatschappij. Wij als Prot. Chr. fractie in de raad van Breda, willen ons dan ook opstellen op basis van de principiële uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in het „interim-rapport van de groep van achttien", (U bekend van de K.V.P., A.R.P. en C.H.U.). Dit betekent dat wij zoals het gemeenteprogram in 1966 dat reeds aangaf, er naar zullen blijven streven, regelmatig overleg en nauwe samenwerking met de K.V.P.- fractie te bevorderen. Ik kom thans tot een beoordeling van het financieel beleid dat aan de voorliggende begroting ten grondslag ligt. Met Uw college zijn wij verheugd dat het wederom gelukt is een sluitende begroting samen te stellen. Dat dit ook nu weer gepaard gaat met een aanzienlijke verhoging van leges, tarieven en belastingen, vervult ons toch wel met zorg. Wat betreft de uitkering uit het gemeentefonds en de door Uw college gevolgde prog nose t.a.v. de berekening daarvan, gaan wij akkoord. Het risico-element dat in deze raming nog aanwezig is, is ook voor ons aanvaardbaar. Wat betreft de opbrengst van gemeentelijke belastingen en rechten en de winstuitkeringen van bedrijven, welke als algemene dekkingsmiddelen dienen, stelt U een aantal maatregelen voor, welke ten opzichte van de raming van 1968 een dusdanige procentuele vermeerdering betekenen dat zij verre uitgaan boven de prognose van de raming van de algemene uitkering sec. uit het gemeentefonds. De vraag is dan ook gewettigd, waarom ook hier niet dezelfde trend gevolgd? Wij zijn er ons volledig van bewust dat aan de overheid steeds meer taken worden toevertrouwd, waaraan zij zich niet kan onttrekken. Cultuur, recreatie, jeugd en sport,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 791