766 27 NOVEMBER 1968 maatschappelijke zorg, volkshuisvesting, openbare orde en veiligheid, alsmede open bare voorzieningen, het zijn allen functies welke ook in deze begroting een vermeer dering van uitgaven te zien geven ten opzichte van de voorgaande begroting. Het is dan ook duidelijk dat men met handhaving en verbetering van het leefklimaat van de stad, ook de burgers meerdere belastingen zullen moeten opbrengen. In dit verband gaan wij dan ook akkoord met de door Uw college voorgestelde verhoging van de riool-, straat- en hondenbelasting, alsmede met de verhoging rechten ambulance dienst en leges bouwvergunning. De verhoging van de tarieven zwembaden en het sportcentrum ontmoeten bij ons wel enige bedenkingen. Met name t.a.v. het sport centrum geldt of de voorgestelde verhogingen niet teniet gedaan zullen worden door verhogingen in de uitgavensector tengevolge van vermeerdering van subsidies aan sportverenigingen welke niet in staat zijn de verhoogde tarieven te betalen. Bij de hoofdstuksgewijze behandeling hoopt mijn fractiegenoot op deze tariefverhoging nader terug te komen. Wat betreft de kapitaallasten hebben wij ons in de vergadering van 14 dezer reeds akkoord verklaard met de door U opgenomen stelpost van 200.000,als gevolg van herziening van het afschrijvingsbeleid. Overeengekomen werd in dezelfde vergadering, dat in de vergadering van december a.s. nog uitvoerig van gedachten kan worden gewisseld over de konsekwenties van eventuele herziening van het afschrijvingsbeleid van diensten en bedrijven. Hoewel de begroting slechts sluitend kon worden gemaakt, mede door bovengenoemde maatregelen, het doorvoeren van bezuinigingen en het uitstellen van zo zeer gewenste voorzieningen, blijkt toch dat de algemene financiële positie beslist niet gunstiger is geworden. Mogelijk kan het bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp tot ver ruiming van het gemeentelijk belastinggebied straks enig soulaas brengen. In Uw conclusie in de nota van aanbieding zegt U dat ook in de naaste toekomst, het huidige beleid gebaseerd op een sluitende begroting kan worden voortgezet. U acht een sluitende begroting een groot goed doch merkt op dat het streven ernaar geen doel op zich is, dat tot elke prijs moet worden gehandhaafd. U acht het dan ook niet uitgesloten dat in de toekomst met een niet-sluitende begroting zal moeten worden gewerkt. Bij de beantwoording van vraag 3 komt U hierop nog nader terug en dan geeft U een opsomming van de voornaamste voorwaarden welke gesteld zullen worden, indien tot een aanvrage om een aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds zou moeten worden overgegaan. Wij willen thans reeds uitdrukkelijk vaststellen dat o.i. alles zal moeten worden gedaan wat mogelijk is, om voor de komende jaren ook een sluitende begroting te handhaven. De financierings-moeilijkheden welke er nu reeds zijn en die, ik weet het, geen ver band houden met een aanvullende bijdrage, zijn toch al zo groot dat we bovendien ons niet kunnen permitteren ons nog onder zwaardere druk te laten zetten, zodat we als gemeente geen enkele vrijheid tot handelen meer overhouden. Mijnheer de voorzitter, Ik kom dan tot het Niet-Geldelijk Rendabel Investeringsplan. Gaarna enkele opmer kingen n.a.v. de begeleidende nota bij dit nieuwe plan 1969-1973. De nieuwe opzet van dit plan wordt door ons van harte toegejuicht. Wanneer U op pag. 4 van de nota deze opzet bespreekt onder 3-1 dan zie ik dit plan als een wezenlijk verlengstuk van de vorig jaar door de raad zo uitvoerig besproken nota, inzake de grondslagen van het beleid op langere termijn. Uiteraard werden de beleidslijnen in de laatst genoemde nota voor een veel langere periode en meer schematisch aangegeven. In dit plan gaat het om concrete zaken, welke ik als evenzovele bouwstenen zou willen zien, voor de uitvoering van het beleid op lange termijn. Zelf zegt U ook op pag. 2 van de nota dat U deze planning ziet als een onderdeel van de bestuurstaak, welke de weg tracht aan te geven, waarlangs en in welke fasering het gestelde doel kan worden bereikt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 792