770
27 NOVEMBER 1968
hebben wij gesteld dat in de agglomeratie Breda, het van het grootste belang zou zijn
dat bij het opstellen van een structuurplan, minimaal ook de gemeenten Oosterhout,
Etten-Leur, Rijsbergen en Zundert mee dienden te spelen. Het is dan ook te betreuren
dat niet alleen deze laatst genoemde gemeenten, doch ook de vier buurgemeenten van
Breda, zich aanvankelijk zeer sceptisch hebben opgesteld.
Oosterhout alsmede Etten-Leur hebben het al spoedig af laten weten en zagen meer
heil zich in andere richting te oriënteren. Wel bleef men vrijblijvend in de W.E.B.
enige contacten onderhouden, doch het kwam niet tot een zo hoog nodige visie op de
structuur van de gehele regio. Pas toen er sprake was van een door gedeputeerde staten
opgezet herindelingsplan van de Brabantse gemeenten, bleek er meer behoefte te be
staan aan een nauwere samenwerking met Breda welke zich echter toen ging beperken
tot de vier omliggende gemeenten. Ik meen dat het standpunt dat Uw college heeft
ingenomen t.a.v. het ontwerpen van een structuurplan voor Breda en de vier omlig
gende gemeenten, alleen zin heeft, indien dit ingepast kan worden in groter gebied;
dat acht ik volkomen reëel. Dat hierbij in dit gebied zoals de situatie zich inmiddels
heeft afgetekend, ook de Zekluza-gemeenten betrokken dienen te worden, werd dit
jaar reeds één en andermaal in deze raad beklemtoond.
Indien het besluit van Uw college om de onderhandelingen met de vier omliggende
gemeenten in de thans ontstane situatie, af te breken, mede is gestoeld op het feit van
gebrek aan visie op het grotere verband, waarin wij dienen te leven, werken en wonen,
dan heb ik daar zeker vrede mede.
Ik wil ook hier opmerken, dat ook ik hedenmorgen evenals alle raadsleden een brief
heb gekregen van de leden van de gemeenteraad van Terheijden en dat datgene wat er
in de brief gezegd werd geen enkele verandering brengt in het standpunt zoals ik het
hier reeds heb vastgelegd.
Dit neemt echter niet weg dat ik de ontstane situatie ernstig betreur en hoewel ook ik
in bilateraal overleg met de omliggende gemeenten op dit moment weinig nut zie, wil
ik toch wel uitspreken dat ik t.a.v. Prinsenbeek een uitzondering zou willen maken.
Het overleg met deze gemeente was zo ver gevorderd dat het toch niet moeilijk moet
zijn, deze draad weer ergens op te nemen. Breda beschikt reeds over circa 400 ha. ver
spreid liggende percelen op grondgebied van Prinsenbeek, waarvoor ruim 7.000.000,
werd geïnvesteerd, zeer globaal genoemd.
De bestemmingsplannen voor het gebied Haagse Beemden waren reeds in vergevorderd
stadium van voorbereiding. Mij dunkt dat, indien Prinsenbeek alsnog zou willen in
stemmen met bebouwing van het zo even genoemd gebied, zij haar eigen belangen in
geen enkel opzicht behoeft te schaden, ze kan slechts een bijdrage leveren aan het
algemeen belang, door Breda de kans te geven de haar toebedeelde functie in de regio
waar te maken.
Mijnheer de voorzitter, ik moge besluiten Uw college voor het komende jaar alle goeds
toe te wensen, bij de taken welke haar wachten, wijsheid en tact in het overleg met de
omliggende gemeenten, en Gods zegen op Uw arbeid, tot heil van Breda en haar
bevolking.
De heer JHR. VON SCHMID zegt:
Mijnheer de voorzitter,
Het is voor mij een voorrecht weer deel te mogen nemen aan de algemene beschouwin
gen over de begroting, ditmaal die voor het jaar 1969. Ik sluit mij gaarne aan bij de
voorafgaande sprekers voor zover zij hulde en dank brachten aan het college van burge
meester en wethouders en aan de betreffende ambtelijke functionarissen, die gezamen
lijk zorg hebben gedragen voor de uiterst gedegen ontwerp-begroting die thans voor
ons ligt.
Op zichzelf zou het gemakkelijk vallen allerlei kritische kanttekeningen te plaatsen of