7 18 JANUARI 1968 duidelijken. Bij het bepalen van de keuze uit een groot aantal onderwerpen, die ik met U zou kunnen behandelen, is mijn voorkeur in deze nieuw jaarsrede uitgegaan naar een onderwerp dat voor het besturen van vandaag en de toekomst naar mijn opvatting van grote betekenis is. Ik doel hierbij op het feit van de vergroting en uitbreiding van het terrein, waarbinnen de contacten tussen de mensen zich afspelen. Dit verschijnsel, het zogenaamde schaalvergrotingsproces, wordt in toenemende mate van belang bij het nemen van fundamentele be leidsbeslissingen. Ik neem deze gelegenheid gaarne te baat om in enkele grote lijnen aandacht te schenken aan dit proces. De positie en de functie van de stad Breda in regionaal verband rechtvaardigen dit ten volle. Voor ons werk, onderwijs en ontspanning, onze culturele behoeften en onze koopgewoonten zijn wij niet langer gebonden aan beperkte en overzichtelijke territoriale grenzen. De lokale eenheden hebben als eigen afgeronde totaliteiten afgedaan en raken steeds meer be trokken in grotere ruimtelijke eenheden. Met begrippen als stads agglomeratie, stadsgewest, vierde bestuurslaag pogen wij deze nieuwe verschijningsvorm te omschrijven. Zij zijn tevens uitingen van een sociaal-structurele ontwikkeling, welke hierin bestaat dat een wezenlijke verschuiving is opgetreden in de betekenis en posi tie van de lokale samenleving. De toenemende differentiatie van behoeften is niet meer te honoreren door allerlei voorzieningen bin nen de eigen grenzen. Als zodanig houdt dit gegeven niets onrustbarends in. Er kunnen im mers, juist doordat de mens in een grotere ruimte mobiel is gewor den, tal van voorzieningen op een grotere afstand functioneren. De huidige betekenis van de lokale eenheden is dan ook veel meer dan voorheen gelegen in het feit, dat zij deel van een groter geheel zijn geworden. Wij nemen dit waar in het verschijnsel dat afzonderlijke plaatsen of groepen deelfuncties gaan uitoefenen, met andere woorden, er is sprake van een taakafsplitsing in de geografische ruimte, ïn feite is dit verschijnsel niet verschillend met hetgeen aan de orde is bij de waterschappen of, ik verstout mij zelfs te zeggen, zelfs bij parochiële grenzen. Het zal duidelijk zijn, dat op basis van deze ontwikkeling een on derlinge afhankelijkheid is gegroeid, waardoor een regionaal ver band ontstaat. Een gebied zou men in dit licht kunnen omschrijven als een ruimtelijk kader, waarbinnen een aantal relaties zich op een zodanige wijze aanvult, dat daardoor een zekere eenheid tot stand is gekomen. In zijn algemeenheid gaat het hier om de reeds genoemde relaties: werken, kopen, deelname aan vormen van voortgezet onderwijs, lidmaatschappen van bepaalde organisaties en verenigingen, participa tie aan de cultuur, ontspanning enz. Veelal verlopen deze relaties via één of meer grotere centra, die via hun voorzieningenapparaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 7