777 28 NOVEMBER 1968 gen dat deze stichting een kans moet hebben. Dit te meer omdat het toch niet uitge sloten is dat de uniformiteit van de belangen van West-Brabant illustrerend werkt, b.v. over het vraagstuk van de ruimtelijke ordening. Hierbij denkt hij aan het initiatief van de stichting bij de Shell-vestiging aan de Moerdijk en ook zal de stichting nuttig werk kunnen doen op het terrein van het vliegveld. Men moet niet al te pessimistisch zijn, de nieuwe structuur in die stichting moet zijn kans hebben. De tweede vorm van sa menwerking van Breda en wijde omgeving betreft het gebied waar men regelmatig elkaar ontmoet in het kader van ruimtelijke maatregelen. Dat zijn dan de elf gemeen ten die het provinciaal bestuur regelmatig informeren de bekende „stuurgroep" hoe het streekplan in deze gemeenten leeft. De laatste maal is het gelukt om bij deze elf gemeenten een zelfde standpunt te vinden. Het planologisch bestuurlijk overleg met de Zekluza-gemeenten is zonder meer goed. Niet goed is - en spreker zegt hiermede tot het laatste te hebben gewacht - de samen werking met de directe randgemeenten, de vier gemeenten waar de laatste tijd zoveel over te doen is en waarbij Breda verweten wordt de verkering te hebben verbroken. Nu is het zo dat men een verkering niet gedeeltelijk kan voortzetten, de verbindingen zijn inderdaad verbroken. Tegen die vier gemeenten is vorig jaar gezegd dat Breda samen met deze gemeenten wilde komen tot de samenstelling van een structuurplan. Vervolgens zijn de randgemeenten geruime tijd geleden gewezen op het feit dat Breda op geen enkele manier dit structuuroverleg, deze structurele maatregelen, doorkruist wenste te zien wanneer eenmaal het grenswijzigingsplan aan de orde zal zijn. Eigenlijk meent spreker het omgekeerde te moeten zeggen: grenswijzigingsplannen mogen niet worden doorkruist door de planologische maatregelen. Zelfs is een keer gezamenlijk aan gedeputeerde staten gevraagd duidelijkheid te geven over die grenzen, wat zij met de grenzen van Breda nu wilden. Ook dat is een gemeenschappelijke stap geweest. Nu zegt de heer von Schmid dat een en ander niet elegant is, veel andere leden van de raad hebben dat standpunt van burgemeester en wethouders toegejuicht en hebben daar toch wel begrip voor. Spreker meent dat ieder daar begrip voor moet hebben. Wanneer in het overleg over planologische maatregelen een novum, een bepaald nieuw element inzake de grenzen opduikt, dan willen burgemeester en wethouders oprecht gewoon overleg plegen over de vraag wat dit nu te betekenen heeft voor dat overleg over de planologische maatregelen, met andere woorden het college heeft onmiddellijk na het voorstel van gedeputeerde staten gezegd graag overleg te hebben, omdat het van oordeel was wanneer men bestuurlijk tegen elkaar in moet, bestuurlijk geen overeen stemming kan bestaan. Er is een vraag van de kant van Breda geweest om een gesprek, dat volkomen „open" was bedoeld. Het was niet uitgesloten geweest, dat wanneer men dit geaccepteerd had, het overleg in gewijzigde vorm, misschien met andere uit gangspunten, was gecontinueerd. Spreker meent dat het zo moest zijn. Nu spreekt de heer von Schmid hier over „regentenmentaliteit" en anderen (gelukkig niet uit de kring van de raad) zeggen dat het een grootheidsidee van Breda is. Het is echter niet zo eenvoudig om het overleg te verbreken. Daar is enige moed voor nodig om te zeg gen dat het niet kan doorgaan. Het is dus niet zo simpel te zeggen: „er niet mee door te gaan", want burgemeester en wethouders waren zich zeer bewust van de conse quenties die daaraan zijn verbonden. Natuurlijk zijn er veel gevoelige kwesties, het is echter beter daar niet dieper op in te gaan. Er zijn natuurlijk een heleboel dingen te vertellen die minder aangenaam en prettig zijn. De heer van Loon heeft destijds ook reeds gezegd dat het gevoelige zaken zijn en dat men niet geëmotioneerd moet doen. Van de gemeenteraadsleden van Terheijden is een brief ontvangen waarin de ge meenteraadsleden van Breda worden uitgenodigd tot een gesprek en waarin gevraagd wordt of zij bereid zijn om tot samenwerking bij het structuurplan te komen. Spreker meent dat dit eigenlijk een wat vervroegde inspraak van de kant van Terheijden is. De inspraak van Terheijden over de streekraad zal nog komen maar om nu op dit mo ment die inspraak te hebben lijkt spreker, gezien het overleg met de Zekluza, wat prematuur. In verband met de economische positie van de stad is gesproken over industrieterreinen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 803