28 NOVEMBER 1968 780 situering van het -woonwagenkamp ter sprake gebracht. Inzake deze situering zal wet houder Vermeulen nog wel antwoorden, maar één aspect wil spreker toch naar voren halen. Met het bestuur van het regionaal woonwagencentrum wordt contact onder houden en het is bekend dat dit onderwerp daar aan de orde is. Het huidige bestuur van de regionale regeling heeft een grote mate van bereidheid om vanuit zijn milieu vroegtijdig een bestuurlijk antwoord te geven. Dit zal naar men aanneemt niet tot be stuurlijke problemen leiden. Door de heer Kroon is de fluoridering ter sprake gebracht. Spreker wil zich niet laten verleiden en dat is ook niet de bedoeling van de heer Kroon geweest te gaan praten over hoekse en kabeljauwse twisten tussen fluoristen en anti-fluoristen. Dit zou niet verstandig zijn. Spreker had graag gezien dat de heer Kroon zich van beter ge zelschap had voorzien dan professor Sorgdrager. Een uitlating van professor Sorg- drager is dat fluoridering betekent „toevoegen van een geneesmiddel aan water". Als men overigens jodium aan zout toevoegt is dat hetzelfde. Dientengevolge komt men dan tot de conclusie van professor Sorgdrager dat „het alleen in een misdadig brein kan opkomen". Spreker vindt dit nu van een professoraal man onevenwichtig en hij verkiest dat gezel schap niet te verdedigen. Inzake fluoridering moet men zich op een voorzichtig stand punt stellen, er is op dit moment niets mis. De situatie is deze, dat voor het water wingebied Seppe vergunning is aangevraagd en is verkregen en dat voor het water wingebied Dorst een vergunning is aangevraagd en nog niet is verkregen. Normaal duurt dat ongeveer negen maanden en de uitspraak is tussen maart en mei te ver vrachten. Persoonlijk is spreker van mening dat, nu de staatssecretaris van sociale zaken en volksgezondheid aan de gezondheidsraad nader advies heeft gevfaagd met betrek king tot deze zaak, die vergunning wel zal worden geblokkeerd. Dat is ook helemaal geen ramp. Spreker meent dat de heer Kroon iets te veel suggereert, dat het vragen van nader advies door de staatssecretaris zou betekenen dat er in wetenschappelijke kringen twijfel is. Natuurlijk kan men het zo interpreteren, maar de bedoeling van de staatssecretaris is om de verkregen wetenschappen over fluoridering weer op een rijtje te zetten, zodat men weer bij de tijd is, dit te meer omdat het laatste rapport inmid dels weer 7 a 8 jaar oud is. Als men aanneemt dat de centrale overheid haar beleid in deze niet wijzigt, welke situatie ontstaat dan? Breda heeft inmiddels een besluit genomen. De heer Kroon vraagt niet het besluit in te trekken, maar het op te schorten totdat het rapport is verschenen. Dat is op zich een redelijk verzoek, maar toch gaat spreker niet zeggen dat aan dit verzoek zal worden voldaan. De raad heeft immers het hele vraagstuk zelf in handen. Wanneer de vergunning immers wordt verleend dan moet de eerstvolgende stap van het college zijn wil het het raadsbesluit uitvoeren en dat wil het college - de raad een krediet te vragen ter dekking van de kosten, die aan de aanschaffing van de technische installaties verbonden zijn. Dat krediet kan de raad geven of niet geven. Het kan ook zijn dat het college zelf op het moment dat het dit krediet aanvraagt, in zijn beleidsoverwegingen de vraag betrekt of het zinvol of prudent is om in de gegeven situatie met een kredietaanvraag te komen. Welnu, als het college daarover met zich zelf tot overeenstemming is gekomen, dan komt hetzij het positieve, hetzij het negatie ve resultaat in de raad. Het college zal natuurlijk zijn standpunt verdedigen, maar dan pas kan men inspraak doen over de aangelegenheid van fluoridering. Spreker wil de raad wel vragen nu en ook in de toekomst deze zaak niet emotioneel te benaderen. Men moet het op zuiver wetenschappelijke gronden houden en dan kan men het met elkaar eens of oneens zijn. Wethouder VERMEULEN zegt niet in dezelfde gelukkige omstandigheden te ver keren als zijn collega. Hij zal dus niet zo gauw gereed zijn met zijn beantwoording van hetgeen gisteren in de discussie door de fractievoorzitters aan de orde is gesteld. Uit die discussie zijn een aantal punten samen te voegen, nl. de ontwikkeling van de binnenstad, daarnaast de continuïteit in de bouwmogelijkheid, de woningbouw en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 806