783 28 NOVEMBER 1968 hoofde zou het van het college van burgemeester en wethouders dwaas zijn om de weg door het Valkenberg weer ten tonele te voeren. Het ook aan de burgerij overgelegde inzicht in het investeringsplan geeft alleen maar een getrokken lijn om aan te geven dat er in dat bestemmingsplan nog iets moet komen. Een weg door het Valkenberg ligt echter zeker niet in het voornemen van het college. Wel blijft nog steeds de vraag hoe en op welke wijze die kortsluiting tussen die twee armen van het hoefijzer langs de noordelijke kant van de stad te eniger tijd zal worden opgelost. Het bedrag dat in het investeringsplan is opgenomen is geboekt voor de nog te treffen voorzieningen. Daarbij denkt spreker een verbetering van de Kraanstraat tot aan het Kasteelplein, dat dus ook een onderdeel van het genoemde hoefijzer zou kunnen zijn. Nogmaals bena drukt spreker dat van een weg door het Valkenberg geen sprake is en hij wil de raad in deze volledig geruststellen. De door de heer van Loon besproken de la Reijweg vormt een onderdeel van het ver- keersvierkant rondom de stad. Er is zo een vierkant in de binnenstad, er zijn singels en rondom de grotere stad komt dus dat verkeerskwadraat, waarvan de zuidelijke en de noordelijke arm al gereed zijn. Dit zijn de zuidelijke en de noordelijke rondweg. De Kapittelweg en de Beverweg zijn de grote armen die bij de la Reijweg een vervolg moeten hebben in de richting van de Fatimastraat. Het is naar zijn mening van belang dat bij de meerjarenplanning zonder dat er ook nog maar een concreet plan ter tafel ligt ruimte wordt gereserveerd in het budget voor dit toch wel te voorziene doel, waarbij tussen de la Reijweg en de Beverweg een kruisingsvrije overgang over de Claudius Prinsenlaan wordt gezien. Voor de ontslui ting van de Haagse Beemden wordt in wezen voor een zelfde doel gereserveerd. Er is al door spreker opgemerkt dat als in de Haagse Beemden niet in een enorm tempo kan worden gebouwd, de aansluiting wordt gemist. Dit vereist hoge eisen aan de ontslui ting van de Haagse Beemden en daarvoor is dus ruimte in het investeringsplan ge reserveerd. E>e heer van Loon heeft ook gesproken over de Belcrumhaven en hij heeft daarbij ge vraagd of die Belcrumhaven, tegen de achtergrond van de Krouwelaarhaven, wel zo'n belangrijk gegeven was. Als men de Belcrumhaven af zou wegen tegen de urgentie van een zwembad in Breda-noord, zou dit laatste dan geen voorrang hebben voor deze uitgaven van 700.000,Naar spreker's mening zijn dit vergelijkingen die vrij gauw zijn te maken, doch minder gemakkelijk zijn te beantwoorden. Het college heeft overwogen dat bij die Belcrumhaven grote bedrijven zijn gevestigd; onlangs is daar nog het bedrijf van Stoof N.V. bijgekomen. De post van 700.000,heeft eigenlijk alleen maar betrekking op in stand houden van wat er is. De haven is aangelegd met aan de kanten geheide balken met daarachter betonnen platen. Het euvel is nu, dat die betonnen platen gaan „duiken" met het gevolg dat zand van achter die platen in het water terechtgekomen is, waardoor er gaten in het wegdek vallen. De haven is in 1927 aangelegd, nu is het 1968. Aan onderhoud is praktisch niets uitgegeven. Tegen die achtergrond mogen de kosten van 700.000,meer gezien worden als een achterstallig onderhoud, dan wel als een verbetering of uitbreiding van de havens. De heer van der Zwan heeft ook gesproken over de continuïteit van de woningbouw en over de parkeerproblemen. Dit is reeds beantwoord, doch niet diens opmerking over het foeilelijk aanzien van de achterzijde van de Beijerd met de poel die daar vaak ligt en hetgeen hij zei over het lelijk gezicht aan de Ginnekenstraat. Spreker kan het daar voor een deel mee eens zijn, hoewel hij zeker niet voelt voor een houten schutting. Want al hoezeer men ook zou mogen betreuren dat deze ruimten nog niet zijn opge vuld met nieuwere bebouwing, in afwachting daarvan kan men er een dankbaar ge bruik als parkeerruimte van maken. Het parkeerterreintje aan de Ginnekenstraat waar ieder graag een groot warenhuis zou zien - is in zijn functie op het ogenblik bijzonder nuttig. Als men dat nu kwijt zou zijn dan zou de parkeersituatie in de bin nenstad heed wat slechter zijn. Dit neemt niet weg dat het college voor de toekomst mogelijkheden desondanks de bouw zoveel mogelijk zal bevorderen. Aan de andere kant zijn de mogelijkheden voor de gemeente voor wat betreft deze particuliere bouw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 809