31 JANUARI 1968
80
nen.
Men kan redetwisten of wij - in de concentratie - in het jaar 2000
200. 000 of 280. 000 inwoners zullen hebben of wij 1. 300 of 1.000 wo
ningen per jaar moeten bouwen en hoeveel arbeidsplaatsen wij zullen
hebben te bezetten. Het geheel is echter sterk afhankelijk van de eco
nomische ontwikkeling en het te bereiken welvaartspeil en is niet te
vatten binnen het geheel van een nogal statistisch opgestelde prognose
over bevolkingstoename.
De tweede nota over de ruimtelijke ordening geeft ten aanzien van de
prognose van de bevolkingsgroei slechts zeer summiere cijfers. Rond
1800 vergde een groei van 1.000.000 inwoners 50 jaar, in 1900 14 jaar,
nu 6 jaar en rond 2000 zal het nog 4 jaar zijn zegt de nota. Het Cen
traal Bureau voor de Statistiek achtte het bij de opzet van de bereke
ningen (eind 1964) niet uitgesloten, dat in de komende jaren van een
meer algemene en in een sneller tempo verlopende daling van de hu
welijksvruchtbaarheid sprake zou zijn dan bij de gemaakte vooruitbe
rekeningen werd aangehouden.
Volgens het statistisch zakboek 1967 uitgegeven door het Centraal Bu
reau voor de Statistiek, is de jaarlijkse bevolkingstoename landelijk
in 1966 gedaald tot 1,28°/o. Dit is lager dan het percentage in de jaren
1909 (1,39%), 1920 (1,45%) en 1930 (1,46%).
Ten opzichte van 1962 is in 1966 de bevolkingstoename in absolute
cijfers 13.086 personen bij 1962 ten achter gebleven.
Uw berekeningen met betrekking tot de omvang van de woningvoor
raad vind ik feitelijk veel meer reëel omdat hier naast de te verwach
ten bevolkingsgroei duidelijk 2 motieven voor een belangrijk lagere
gemiddelde woningbezetting pleiten. Dat is vooreerst het nog steeds
stijgende percentage inwoners van 65 jaar en ouder (9,7in 1966 te
gen 7, 8% in 1950) en vervolgens een verdergaande daling van de hu
welijksleeftijd.
Ik vermag niet te zeggen hoe en in welk tempo de verdere expansie
van de concentratie Breda zich zal ontwikkelen.
Een verdergaande ontwikkeling is echter zeker te verwachten. Binnen
die concentratie zal Breda als centrumgemeente blijven fungeren en
daarom zal blijvende zorg dienen te worden besteed aan de verdere
functie en ontplooiing van de binnenstad.
In verband met de netelige positie waarin de voortgang van de woning
bouw is geraakt is de totstandkoming van een herstructurering van de
concentratie Breda inderdaad een eis van hoogste urgentie. Het is
vanzelfsprekend dat een structuurplan voor het gebied en een verkeers-
structuurplan niet achterwege kunnen blijven.
Het is verheugend dat met betrekking tot dit structuurplan de samen
werking tussen Breda en de 4 randgemeenten is bestendigd. Het is jam
mer dat andere daarbij evenzeer betrokken gemeenten tot heden geen
geneigdheid tot medewerking hebben betoond. Ik dacht dat deze ge
meenten binnen het geheel van de verwachtingen enige kortzichtigheid