28 NOVEMBER 1968 (avond)
De VOORZITTER heropent te 19.05 uur de vergadering.
De heer VAN DER ZWAN merkt op over de ruimtelijke ordening en de intergemeen
telijke samenwerking, zoals door de voorzitter is aangegeven, weinig te zeggen te heb
ben. Met diens opvatting is hij het helemaal eens. Duidelijk is uitgekomen dat men
moet leren denken in groter verband. Het structuurplan van Breda en omgeving is een
onderdeel van het totale streekplan dat voor West-Brabant wordt opgesteld.
Er is gesproken over een groeiproces in de verhouding overheid-burgerij. Gezegd is
dat men vooral niet moet institutionaliseren. Ook hier is spreker het mee eens, hij
heeft reeds in zijn algemene beschouwingen gezegd dat de mens van vandaag op zoek
is naar nieuwe vormen en die vormen moeten ergens nog groeien en die moeten niet
te gauw worden vastgesteld. De heer van Loon heeft gevraagd naar een soort definitie
van het woord „inspraak". Zelf heeft spreker ook zitten denken over dat woord en naar
zijn mening is er nog geen zuiver Nederlands woord voor. Voor zich heeft hij het
gevoel dat daarmede wordt bedoeld „er zich bij betrokken voelen", „mee helpen beslis
sen". Hij is benieuwd wat de opvatting van de voorzitter over „inspraak" zal zijn.
Met de opvatting van wethouder Vermeulen, dat de shopping centra buiten de stad in
wezen een andere functie hebben dan het centrum van de stad, kan hij instemmen.
Met name de winkels in de stad hebben een belangrijke functie bij de aanschaf van
duurzame levensbehoeften. De wethouder heeft verder gesteld dat de binnenstad moet
participeren in de financiële consequenties van het aanbrengen van parkeervoorzienin
gen. Hij zou graag van de wethouder horen hoe deze zich dat voorstelt, het lijkt geen
eenvoudige zaak. De winkelcentra buiten de stad hebben middels de grondprijs de
parkeergelegenheden betaald, de nieuwe voorzieningen voor de binnenstad dienen
althans gedeeltelijk door de winkeliers uit de binnenstad te worden betaald. Hij ziet
echter nog niet in hoe dit gerealiseerd kan worden.
Inzake de woningbouw wil spreker opmerken dat de uitlatingen van wethouder Ver
meulen misschien aanleiding kunnen geven tot misverstanden. Men zou de indruk kun
nen krijgen dat wethouder Vermeulen pleitte voor het vrijlaten van de woningbouw.
Spreker gelooft niet dat dit diens bedoeling was, hij kan zich dat nauwelijks voorstel
len. Wethouder Vermeulen heeft er dan ook aan toegevoegd dat het hier eigenlijk gaat
om een soort herverdeling van het nationaal inkomen. Een gezin uit de arbeidersklasse
kan vandaag de dag onmogelijk de huur betalen van woningen die in de vrije sector
zijn gebouwd. Zou men van nu af uitsluitend vrije sectorwoningen gaan bouwen, dan
zou dit betekenen dat jonge arbeidersgezinnen geen woning zouden kunnen betrekken.
Hij gelooft daarom niet dat dit het standpunt van de wethouder kan zijn. Wel met
hem eens is hij het, waar is gezegd dat er ergens structureel iets fout is gegroeid, maar
dat is niet meer terug te draaien.
De mededeling van de wethouder over de circulaire van minister Schut inzake de
krotopruiming vindt spreker wel wat teleurstellend, hoewel zij niet helemaal onver
wacht kwam. Hij heeft het alleen maar uit de krant kunnen lezen en krijgt dan het
gevoel dat realisering van krotopruiming buiten de saneringsplannen valt. Spreker mag
aannemen dat het college beter is geïnformeerd, zodat de circulaire voor Breda nog
van enige betekenis zou kunnen zijn.