28 NOVEMBER 1968
809
hij echter begrepen dat het graag over het standpunt van de winkelstand wordt ge
oriënteerd.
Graag wil spreker zich aansluiten bij de vragen die de heer van Loon in tweede in
stantie heeft gesteld over het sportcentrum. Op grond van contacten met diverse ver
enigingen wil hij eraan toevoegen, dat het college zich echt moet realiseren dat het
abrupt karakter van de maatregel mogelijkerwijs een ongunstige invloed kan hebben op
de kas.
Ten aanzien van het te projecteren 25m-bad zou men kunnen stellen dat ook dat best
het Turfschip zou kunnen heten, immers ook daar zat men nauw en in het water. Spre
ker wil hier echter alleen maar verder zijn vraag herhalen, of het niet praktisch zou
zijn een analyse van de financiële consequenties over te leggen. Dan kan de raad zelf
op basis van twee mogelijkheden een keuze bepalen, uiteraard voor zover dat binnen
het financiële bestel van de gemeente mogelijk is.
Ten aanzien van de door de heer v. d. Zwan geuite cri de coeur over de stimulering van
het avondonderwijs, wil spreker stellen het met de wethouder eens te zijn, de realisa
tiemogelijkheden zijn hier voor het college zeer gering. Het betreft typisch een men
taliteitskwestie van de potentiële scholier en zijn ouders of, waar het veelal ouderen
betreft, van de eigen inzet en van de eigen leerplanning van de mensen, vooral waar
het de avondcursussen zelf betreft.
De heer VAN DER ZWAN zegt dat het ook de inzet van de eigen financiën betreft.
De heer VAN DER WERFF beaamt dit, maar hij zou in dit verband toch wel de
wethouder bij willen vallen dat dit - en daarbij vergelijkt hij dit met de Noord-Ame
rikaanse colleges en universities - in de hier aanwezige situatie niet of nauwelijks op
gaat. De heer v. d. Zwan zal ook lachen als spreker op een gegeven moment een
Noord-Amerikaan een dollar liet uitgeven volgens de officiële wisselkoers met de
gulden. Hij geeft die dollar uit of het vier of vijf kwartjes zijn. Datzelfde probleem
ziet men ook wanneer men de onderwijssituatie gaat vergelijken. In de voortgezette
universitaire vorming in de U.S.A. heeft men een nog veel scherper selecterend afval-
systeem dan op de Nederlandse universiteiten en daar is het al erg! De gemeentelijke
overheid stelt zich misschien toch iets positiever op tegen de gesignaleerde problema
tiek. Men heeft overbruggingsmogelijkheden voor degenen die achterblijven door on
voldoende ontwikkeling van verbale kennis, wat het gevolg kan zijn van het milieu
waarin men is geboren en is opgevoed. Spreker onderschrijft ten dele het door de wet
houder ingenomen standpunt, als deze zegt dat de ontwikkeling in Nederland zal
worden gevolgd. Hij zou er aan toe willen voegen dat men zich ook kan richten op
Rotterdam, waar men al op zeer voortvarende wijze op basis van de gegevens van o.a.
prof. van Heem aan het werk is gekomen ten einde de waarschijnlijk nodeloos achter-
blijvenden, die verbale opleiding te geven welke de „beter bedeelden" reeds ontvin
gen. Wat dat betreft zou hij de heer v. d. Zwan willen bijvallen dat het mogelijk
zou kunnen zijn dat Breda met Rotterdam in deze voorop zou gaan lopen.
Ten aanzien van de schoolverlaters zou spreker nogmaals - mevrouw de Bonte en
de heer Bayens hebben daar indertijd al over gesproken willen aandringen op een
nader bezien van een verdere en betere voorlichting aan de ouders, eventueel via de
schoolhoofden. Hier kan nogal iets aan worden gedaan. Men zal zich herinneren dat de
hierover verschenen folder in de ogen van de raad weinig acceptabel werd geacht,
omdat daarin zuiver een opsomming werd gegeven zonder dat de ouders daaruit veel
directe kennis konden putten.
Er is gezegd dat spreker zich te appodictisch en te categorisch over de wijkverwarming
heeft uitgelaten. Hij heeft echter gezegd het nodig te vinden hierover te spreken, om
dat het een belangrijke materie betreft. Als hij er ongenuanceerd over sprak dan is dat
mede geweest onder de druk van verscheidene serieuze klachten. Men verkeert hier in
een ongelukkige situatie. De bewindsman, die de portefeuille beheert en er inderdaad
alles aan doet, bepaalt mede het image van de gemeentelijke overheid. Vandaar ook dat