28 NOVEMBER 1968 811 dictatuur ten gevolge zou hebben zou spreker niet durven voorspellen - historici zijn erg bang om te voorspellen - maar dat er een redelijke kans in zit, daarin zou hij de heer v. d. Zwan beslist bij willen vallen. Bovendien vloeit elk handelen in een ge geven situatie voort uit denkbeelden en voorgeschiedenis. Men kan niet handelen en ook niet politiek handelen door het deux ex machina op de menigte te laten neer dalen. Er moet een geschiedenis en een aanknopingspunt zijn en dat gaat natuurlijk evolueren. Ter geruststelling van zijn collega raadslid en historicus wil spreker zeggen dat men als eenmansfractie echt wel wat kan bereiken, van hieruit werd Mr. Toxopeus minister! De heer KROON wil er zijn vreugde over uitdrukken dat de gemeente Prinsenbeek het bestemmingsplan Haagse Beemden thans ter visie heeft gelegd. Nu moet op de kans worden gewacht het tot uitvoering te brengen. Door de voorzitter is gesteld dat de nieuwe stichting van de WEB een kans moet worden gegeven en daar wil hij zich graag bij aansluiten, want spreker gelooft dat daar wel mogelijkheden van studie - ook voor de regio inzitten. Voor het vliegveld Seppe moet inderdaad worden afgewacht wat de economisch haal bare mogelijkheden voor Woensdrecht zijn. Grote investeringen zijn in Seppe voor lopig nog niet verantwoord. Spreker wil alsnog zijn dank uitbrengen voor de verspreiding van de brochure over de begroting en het niet-rendabel investeringsplan. Persoonlijk heeft hij dit al aan de voorzitter gedaan, maar hij wil dit nog in het openbaar doen, omdat hij persoonlijk heeft ervaren dat veel burgers hier dankbaar voor zijn geweest. De voorzitter heeft nog gezegd dat hij voornemens was om het werk van de ruimtelijke ordening op een populaire wijze naar voren te brengen. Ook spreker acht dit zeer be langrijk. Het is zeer juist dat de burgers zich in de naaste toekomst erbij betrokken voelen. Over de kwestie „inspraak" is al het een en ander gezegd en spreker wil ook nog wachten op de duidelijke betekenis van dat woord. De voorzitter heeft gezegd dat in Breda al op zeer vele wijzen sprake is van deze inspraak. Er moet wel worden opge past dat die inspraak niet in opspraak komt. De heer van Loon heeft gezegd dat de taak van het raadslid hoe langer hoe ingewik kelder wordt. Zeker wanneer dat raadslid de relatie kiezer-gekozene betracht, zal hij over een grotere informatie van de zijde van het college moeten kunnen beschikken. Het zal daarom in de toekomst zeker noodzakelijk zijn dat de raad en de raadsleden kunnen beschikken over een ambtenaar of een of ander orgaan, waarin deze voor lichting beter tot zijn recht zou kunnen komen. Wanneer de begrotingsbehandeling van dit jaar ertoe zou kunnen leiden dat het college zich nader over deze zaak beraadt en binnenkort met meerdere gegevens hierover komt, dan heeft het stellen van vraag 55 zijn nut afgeworpen. Spreker acht de verhouding kiezer-gekozene inderdaad uitermate belangrijk evenals de voorlichting aan de leden van de raad inzake de begroting. Sprekend over de fluoridering van het drinkwater wil hij beginnen waar wethouder van Boxtel geëindigd is, nl. dat deze zaak niet emotioneel moet worden benaderd, maar zuiver wetenschappelijk. Hiermede is hij het volledig eens. Maar dat zuiver weten schappelijk benaderen is voor leken uitermate moeilijk. Daarom heeft spreker onder meer een man met kennis en ervaring naar voren gebracht en heeft hij prof. Sorgdrager ten tonele gevoerd. Persoonlijk heeft spreker veel zorg over deze fluoridering en hij wil zich in dit verband dan ook alleen als kroongetuige voor deze zaak zien. Verder wil hij er nu niet te veel over zeggen. Het in 1966 genomen besluit, wat eigenlijk een principe-besluit was, was een gevolg van het voorstel van het college, waarin in de laatste alinea stond vermeld: „Wij tekenen hierbij aan dat een positief standpunt ter zake onzerzijds zo wordt uitgelegd dat U ook concrete uitvoering aan dit standpunt wilt geven, uiteraard afhankelijk van de mogelijkheden en de nadere voorstellen onzer zijds." Spreker heeft begrepen dat dat nadere voorstel pas zal komen nadat het rapport

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 837