83 31 JANUARI 1968 cultuur, recreatie en maatschappelijk werk geopende mogelijkheid van subsidiëring in de kosten van sociale raadslieden in gemeenten boven 75.000 inwoners. Het is mij niet geheel duidelijk wat de taak van een sociale raadsman zou moeten zijn. De minister zegt hierover in haar brief van 10 november 1967, ik citeer: "Er blijkt een grote behoefte te bestaan aan een instituut dat desge vraagd informaties en adviezen verstrekt, verwijst en bemiddelend optreedt, waardoor wordt bevorderd dat de bevolking beter in staat is de weg te vinden, in de totaliteit van wetten, regelingen, instellingen en mogelijkheden. Ik ben van mening dat het instituut van raadslie den een bijdrage kan leveren tot de ontplooiingsmogelijkheden van de burger in de ingewikkelde samenleving en ook tot een beter functione ren van de samenleving zelve". De minister verwacht er kennelijk nogal wat van. Vooralsnog lijkt mij de situatie in Breda niet zo onoverzichtelijk dat tot aanstelling van so ciale raadslieden zou moeten worden overgegaan. Velerlei mogelijk heden staan de burgers ten dienste voor het verkrijgen van raad en bij stand. Ik meen dat de aanstelling van nog meer raadslieden op het terrein van de sociale voorlichting het geheel juist onoverzichtelijk zal maken. Binnen de bestaande werkzame instituten is de aan een sociale raads man toe te kennen deskundigheid beslist aanwezig. Als het dan zou schorten aan gebrek aan bekendheid met het bestaan van bestaande instituten, dan kan goede en veelvuldige informatie hier wellicht een veel effectiever oplossing bieden. Het lijkt mij overigens een goed besluit dat U ter zake advies hebt in gewonnen bij het overlegorgaan en de instellingen van maatschappe lijk werk. JEUGD EN SPORT. Terwille van de tijd, mijnheer de. voorzitter, moet ik mij beperken tot het maken van enkele opmerkingen. Over de sanering van het beroepsvoetbal in Breda bereiken ons hoop volle berichten, hoewel om alles tijdig gereed en geregeld te hebben nog ontzaggelijk veel werk verzet zal moeten worden. Echter toch nu reeds dank aan de commissie voor het vele reeds verrichte werk en aan de bestuurders en leden van Baronie en N. A.C. voor het begrip voor de situatie en de toegezegde medewerking. Ik verheel mij niet dat voor het zover is nog belangrijke zaken een beslissing behoeven. Ook de accommodatie speelt daarbij een rol. In dit verband zou ik willen wijzen op het complex militaire sportter reinen aan de la Reyweg en daaraan de vraag willen verbinden, of de mogelijkheid tot overname van dit complex al is overwogen. Ben ik wel geïnformeerd dan worden deze terreinen nauwelijks gebruikt. Daar enboven en afgezien hiervan kan men zich afvragen of een intensiever gebruik van gemeentelijke sportvelden zowel voor de gemeente als de militaire overheid, niet veel voordeliger zou zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 83