814 28 NOVEMBER 1968 von Schmid. Hij heeft evenwel al eerder gezegd deze uitspraak van de heer von Schmid niet op zijn plaats te achten, te meer omdat hij het blijven van de heer von Schmid, die gekozen was op de lijst van de PvdA en die toch zitting in de raad nam, misleiding van de kiezer vond. Nogmaals, het is niet onvriendelijk bedoeld, maar spreker wil het toch wel even duidelijk stellen. De heer VON SCHMID wil evenals zijn collega historicus, de heer v. d. Werff, zijn verontschuldiging aanbieden, dat hij vanmiddag wat later kon komen. Hij zal trachten in zijn antwoord zo kort mogelijk te zijn. Hij wil beginnen de verschillende sprekers te antwoorden, waarbij hij wil vooropstellen dat niets wat hij heeft gezegd, persoonlijk was bedoeld. Het gaat hem niet om per sonen of instituties, of de overheid, of een politieke partij in relatie tot de burgerij. Het is een vaststaand feit - en de heer v. d. Werff zal dit als historicus zeker weten - dat instituties een invloed hebben op de persoon die er deel van uitmaken. In dat geval kan men het woord „kaste" gebruiken, de kijk van de overheidspersonen op aller lei zaken wordt anders door het feit dat zij deel uitmaken van de overheid. Zij vor men als overheidsgroep een eigen collectiviteit en die staat dan in zekere zin tegenover de kijk die de burgers op bepaalde zaken kunnen hebben. In dat verband spreekt men ook van regentenmentaliteit, dat is helemaal geen persoonlijk inzicht, het is gewoon inherent aan de raad of instituut. Nu is spreker's standpunt dat de verhouding van die overheid als apart collectief niet meer past op de huidige situatie, waarin de kiezers steeds meer mondig worden en meer invloed verlangen. Hoe dat dan gerealiseerd moet worden, daarover wil spreker niet praten, maar het verlangen is er, dat is duidelijk. Naar het begrip „inspraak", wat de voorzitter zal geven, is ook spreker benieuwd. Mede in verband met hetgeen de heer v. d. Zwan heeft gezegd, kan men zeggen dat inspraak betekent dat men mede beslist of dat men in ieder geval invloed uitoefent op de tot standkoming van beslissingen. Momenteel gaat dit via de politieke partijen. Er is thans een ontzettende verwarring over de politieke partijen hetgeen, zoals bekend is, het enthousiasme van de mensen ook al niet bevordert om via dit kanaal inspraak te leveren. Maar bovenal - en daar ging het spreker gisteren om - sluit het instituut van de politieke partijen eigenlijk niet aan bij de toestand hoe de gemeentelijke huishou ding is gegroeid. Want in die raad, in die gemeentelijke besluitvorming spelen die politieke partijen bepaald geen rol. Dat is dus geen misleiding in persoonlijke zin, maar dat is een institutionele misleiding. In dat verband wil spreker zeggen dat hij allereerst voor zichzelf een oplossing zoekt omdat hij ermee wordt geconfronteerd als hij vergaderingen van de raad meemaakt. Momenteel voelt hij die situatie niet al te bevredigend aan. De heer van Loon heeft gesteld, dat als 25 mensen het eens zijn, zij een kandidaat kunnen stellen. In theorie is dat natuurlijk wel zo, maar het heeft na tuurlijk helemaal geen basis en vandaar dat hij heeft gesproken over de leidraden die eventueel wel een basis zouden kunnen vormen. Spreker wil hiermede niet zeggen dat het al uitgewerkt is, maar het geeft een bepaalde gedachtenrichting weer. Ingaande op hetgeen de heer v. d. Zwan opmerkte wil spreker stellen dat hij beslist niet heeft willen zeggen dat de bestuurders van deze tijd niet deugen. Hij wil zelfs heel duidelijk stellen dat hij de overtuiging heeft dat men hier in Breda zeer bekwame bestuurders heeft. De heer v. d. Zwan heeft enkele dingen uit het verleden opgehaald en daarbij wil spreker direct toegeven dat hij inderdaad teleurgesteld was over de gang van zaken die hij heeft meegemaakt en uiteraard mede heeft veroorzaakt. Anderzijds, het leven gaat verder en bovendien is de ervaring althans voor spreker zeer waardevol geweest. Hij heeft helemaal geen spijt van deze ervaring, wat betreft de persoonlijke sfeer. Daar komt bovendien bij dat hij meent niet de indruk gewekt te hebben een gedesillusio neerd man te zijn. Tenslotte heeft hij zijn gezin, zijn werk en ook een anders gerichte belangstelling dan alleen op politieke zaken, wat hij zeer interessant vindt. Het valt allemaal nogal mee, wat dat betreft kan hij de raad geruststellen. Spreker moet direct toegeven dat hij ten opzichte van zijn toespraak van vorig jaar een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 840