28 NOVEMBER 1968
817
een misdadiger. Dit acht spreker het kiezen van een verkeerde kwaliteit. Daarbij meent
hij het voorzichtiger te hebben geformuleerd dan de heer Kroon.
Het lijkt spreker prudent dat een verstandig college wacht totdat een nieuwe inventa
risatie in een rapport aan de staatssecretaris van sociale zaken zal zijn aangeboden.
Wethouder VERMEULEN is verheugd dat de heer van Loon en hij elkaar na de re
plieken inzake de functie van de binnenstad beter hebben begrepen. Deze eenstemmig
heid betekent dat de voortgang van het voetgangersdomein en winkelcentra zich kan
voltrekken. Daarbij heeft spreker begrepen dat de heer van Loon, in geval de winkel
functie niet wordt wat er van wordt voorgesteld, nog van mening is dat het voetgangers
domein in de binnenstad zinvol en betekenisvol kan worden.
Uit de woorden van de heer van Loon heeft hij begrepen dat deze, handelend over de
verbinding Kraanstraat/Boschstraat, de la Reijweg en Haagse Beemden, bedoelde dat
al deze maatregelen ook stedebouwkundige facetten hebben en dat men duidelijk moet
zijn alvorens men tot realisatie van deze verbindingen overgaat. Dit stemt volkomen
overeen met de opvatting van het college, omdat het de raad meerdere malen in alle
openbaarheid heeft verteld dat het de verwevenheid tussen enerzijds het verkeersstruc-
tuurplan en anderzijds de stadsontwikkeling zo groot vindt, dat de stedebouwkundige
sector van de dienst met een verkeersdeskundige is versterkt. Op dat punt is er tussen
de raad en het college geen enkel verschil van opvatting.
De heer van Loon heeft gezegd dat het bedrag dat aan de Belcrumhaven moet worden
besteed eerst moet worden afgewogen tegen voorzieningen die nodig zijn aan de
Krouwelaarhaven en dat daarbij eerst moet worden nagegaan of de prioriteit van deze
laatste ten opzichte van de eerste niet groter is. Hier heeft spreker geen bezwaar tegen.
De kosten van de Belcrumhaven zijn geadviseerd door de dienst, die van mening is dat
de te treffen voorziening noodzakelijk is, ook met het oog op het door spreker in
eerste instantie reeds genoemde verschijnsel. Men moet er voor oppassen al te ge
makkelijk aan te nemen dat de bestaande industrieën zich gemakkelijk op de Mark
kunnen oriënteren. Het is hem b.v. bekend dat Backer en Rueb twee grote hallen heeft
die qua hun ligging en hun portaal geheel georiënteerd zijn op dit water. Het zou
helemaal niet leuk zijn als de gemeente zonder meer de haven zou gaan verwijderen.
Hieraan wordt in de toekomstige structuur overigens ook niet gedacht.
Door de heer v.d. Zwan is nog benadrukt dat shopping-centra buiten de binnenstad
een andere functie hebben dan het centrum van de binnenstad. Daar is men het over
eens. Vraag blijft hoe is te realiseren dat die binnenstad participeert in de kosten van
de aan te leggen parkeervoorzieningen. Dit is ook bij het college nog een vraag.
Spreker meent dat men zich op het standpunt van participeren moet stellen en van
daar uit middels overleg met de betrokkenen moet trachten tot een acceptabele regeling
voor beide te komen. Het is te begrijpen dat slechts een deel der kosten ten
laste van de overheid moet komen, het zou te ver gaan als de overheid het
alleen zou moeten doen. Bovendien is spreker bang dat het dan niet gebeurt, omdat
die overheid in zijn financiële budget beperkt is. Men moet ten aanzien van deze par-
keergelegenheden rekenen met nogal forse bedragen. Er zijn ook voorbeelden in het
buitenland, waar het college al bepaalde gedachten over heeft. Spreker weet niet of het
zinvol is om die gedachten allemaal te spuien, maar hij kan de raad verzekeren dat het
college in overleg met het bedrijfsleven - en daar zit ook weer die inspraakmogelijk
heid en de openheid in - zal trachten uit deze op zich moeilijke materie te komen.
Spreker heeft begrepen dat de fractieleider van de partij waartoe hij behoort enigszins
bevreesd was dat hij misschien niet meer helemaal rechtzinnig in de leer was. Hiervan
wil hij zeggen dat het tegenovergestelde het geval is. Hij heeft niet bedoeld te zeggen
dat de overheid van de ene op de andere dag het beleid wat is gevolgd maar moet
gaan verlaten en dat hij de bouw zich moet laten voltrekken in de vrije sector. Het
enige wat hij vanmiddag naar voren heeft gebracht speelt niet in de sector van de raad
maar betreft landelijk beleid. Naar zijn inzicht is er een ongezonde toestand die be
staat doordat het grootste gedeelte van het Nederlandse volk niet in staat is uit eigen