28 NOVEMBER 1968
821
heer van Loon dat het bad overvol zal zijn, is te stellen dat het dan beter is dat er
meerdere 25m-baden komen.
De heer VAN LOON merkt op, dat dit dan veel duurder is.
Wethouder VAN BIJNEN stelt dat het dan toch wel efficiënter voor de burgers is.
De heer v. d. Werff heeft gewezen op het abrupte invoeren van de tariefsverhoging.
Spreker heeft daarvan gezegd dat de contracten van de goede clubs op 1 september
zijn ingegaan. Het abrupte bestaat dus alleen bij de niet goed of helemaal niet georga
niseerde clubs.
De heer von Schmid antwoordend kan spreker zeggen dat de schoolsport en school-
tournooien worden gesubsidieerd en dat de sport in schooltijd door het rijk wordt
betaald.
Wethouder BROEDERS zegt niet te weten hoe de heer van Loon het bedoelde, maar
hij beschouwt het als een compliment dat hij heeft gezegd wel te kunnen zien dat hij
fractievoorzitter is geweest.
Spreker wil eerst een vergeten vraag beantwoorden. Het is inderdaad de bedoeling
de rente en afschrijving van in enig jaar niet gerealiseerd volume te reserveren.
Uit de in deze vergadering gebleken tendens is op te maken dat er waarde wordt ge
hecht aan een sluitende begroting. De heer van Loon heeft op een gegeven moment
zelfs gezegd dat men in dat kader bereid moet zijn zwaardere financiële offers te
brengen. Lettend op de toekomst heeft spreker wel gezegd dat hij zich afvraagt of het
- zelfs bij verruiming van het plaatselijk belastinggebied blijvend mogelijk zal zijn
de begroting sluitend te houden. Het college is van mening en huldigt dus het stand
punt dat een sluitende begroting een waardevol goed is - het is in principe het beste
de zelfwerkzaamheid blijft hiermede 't meest gehandhaafd. Dit standpunt wordt even
wel niet tot elke prijs gehuldigd. Er kan een situatie komen dat het niet meer mogelijk
is een sluitende begroting te realiseren. Eer het zover zal zijn zullen er toch een aantal
andere aspecten in het hele financiële beleid moeten worden bezien. Het is niet alleen
een kwestie hoeveel kunstgrepen er zijn, maar ook een kwestie hoe het rijksbeleid
ten aanzien van de gemeente-uitkeringen zal worden. De gemeenten moeten aan het
rijk hun werkelijke behoeften kunnen etaleren en spreker denkt dat b.v. de inbreng van
het onrendabel investeringsplan mede een eerste inzet kan zijn. Een tweede zaak bij het
sluitend houden der begroting is natuurlijk het kritisch bezien der eigen uitgaven,
wat een zaak is waar de gemeente zelf voor kan instaan.
Het is moeilijk hogere heffingen te vragen en belastingen te verhogen, doch als men
wil besturen dan moet men de behoeften onderkennen en voorstellen durven doen
waardoor de mogelijkheid wordt geschapen met een sluitende begroting te komen. In
het eigenbelang kan men niet ontkomen aan de beslissing in Breda op een gegeven
moment met betrekking tot de uitbreiding van het belastinggebied met voorstellen te
komen. Dat is eenvoudigweg een keiharde zaak. Bij het doorlichten van de begroting
moet men zich systematisch bezinnen op de betekenis van bestaande zaken en de daar
aan verbonden kosten. Doet men dat niet dan krijgt men immers te maken met een be
groting die belegd is met tal van zaken, die elk jaar opnieuw dreigen uit te groeien,
waardoor er te weinig mogelijkheden zouden kunnen ontstaan om nieuwe, hard nodige,
activiteiten te realiseren. Dat betekent dat deze problematiek ieder jaar bij het opma
ken der begroting aan de orde komt. Spreker kan daarom niet toezeggen dat het col
lege met matiger voorstellen voor belastingheffing zal komen. Dit is voor hem in de
hele financiële situatie een onafwendbaar iets.
De heer v. d. Zwan heeft het standpunt van het college onderschreven dat de reserve
positie van de gemeente gering is en dat daar bijschrijving van de rente op nodig is.
Het is zo dat op dit moment niet tot het nemen van beleidsbeslissingen moet worden
overgegaan, waaruit niet direct de financiële gevolgen bij het normale budget kunnen
worden betrokken. Aan de reserves moet niet worden getornd, dit ook in verband met