28 NOVEMBER 1968
823
in bepaalde gevallen voorstander van het beginnen met een experiment. Met de inspec
teur zal hierover nog worden gesproken.
Over de begeleiding van schoolverlaters is al meerdere keren gesproken. Het college
zal graag bevorderen dat de toegezegde folder zo instructief mogelijk zal zijn. Hieraan
wil spreker wel toevoegen dat hij in het algemeen toch groot respect heeft voor de
voorlichting die door schoolhoofden wordt verzorgd.
De heer Kroon heeft nog gesproken over een trendmatige verhoging van de eigen in
komsten. Uit spreker's opmerkingen in eerste instantie is gebleken hoe het college hier
tegenover staat. Het zegt niet dat de eigen inkomsten zo hoog mogelijk moeten worden
opgeschroefd, maar dat die moeten worden getoetst aan de concrete Bredase situatie.
Daarbij is het zo dat het college met betrekking tot de voorstellen wat moet gebeuren
toch nog altijd een stuk lager zit dan de minimum eisen die de minister ter tafel heeft
gebracht, wil men voor een nadere uitkering in aanmerking komen. Het college is be
paald niet zo ver dat het zegt dat maar zoveel mogelijk moet worden opgelegd, het wil
dit in elke situatie concreet afwegen en wil met het geheel van maatregelen waar het
mee is gekomen bereiken dat in zo groot mogelijke mate kan worden voorzien in de be
hoeften die voor de mensen in Breda en omgeving belangrijk zijn.
Wethouder GIELEN gaat in op de gemaakte opmerking dat het verstandig zou zijn dat
de werkgroep ter bestudering van de verwerking van vaste afvalstoffen dit niet alleen
zou zien als een lokale zaak, maar als een: regionale zaak. Spreker meent dit daar
straks reeds min of meer duidelijk te hebben gesteld. In de tekst van de opdracht die
het college aan de werkgroep heeft gegeven staat o.a. „te worden geïnformeerd vóór
1 januari 1970 omtrent de mogelijkheden om doelmatige economische maatregelen te
nemen voor de vuilverwerking voor de gemeente Breda, eventueel in samenwerking met
andere gemeenten." Spreker heeft ook reeds gewezen op het door de W.E.B. onder
nomen onderzoek waarbij Breda probeert aansluiting te vinden. Het is dus echt de
bedoeling dit min of meer in regionaal verband te zien. Daarbij moet evenwel het lo
kale belang voor Breda voorop worden gesteld.
Tot en met 1973 is in het onrendabel investeringsplan inderdaad niets in deze voor
zien, dit is ook gesteld als antwoord op de vraag van de heer Kroon, die een bedrag
van 6.616.000,had zien staan.
De heer v. d. Zwan heeft de kwestie „inspraak" ter sprake gebracht bij de enquête in
de Marialaan en in de Steijnlaan. Spreker heeft allerminst de betekenis van de inspraak
willen verkleinen, maar alleen willen zeggen dat men niet alleen maar maatregelen
kan nemen op grond van de werkelijke inspraak. De maatregelen in de Steijnlaan en in
de Marialaan zijn genomen, ter betrachting van noodzakelijke efficiency.
Nu heeft de heer v. d. Zwan gesteld dat als het resultaat van de enquête precies anders
om was geweest, dus 79% negatief had geantwoord en 7.9% positief, wat dan?
Spreker zou daar beslist niet het antwoord op willen geven dat het dan niet zou kunnen
doorgaan, want de maatregelen kunnen ingegeven zijn door zoveel grote noodzaak,
dat ondanks deze tegenstand de maatregelen toch getroffen moeten worden. Er worden
in den lande en ook lokaal wel maatregelen getroffen waartegen men zich bij een
gehouden enquête beslist zou hebben gekant, maar die door de noodzaak tóch genomen
moeten worden. Een heel recent voorbeeld heeft men dezer dagen in de kranten kunnen
lezen, nl. dat men sterk overweegt in de provincie de tweede postbestelling af te schaf
fen, doch deze in de grote steden te laten voortbestaan. Men gaat dus onderscheid
maken tussen bewoners van de grote steden en de bewoners van de provincie. Zou er
in de provincie een enquête worden gehouden, dan zou die zeker negatief uitvallen;
men zou de tweede postbestelling gehandhaafd willen zien. De hoofddirectie van de
P.T.T. vindt het echter een noodzakelijke maatregel, omwille van de goede gang van
zaken. Intussen is spreker wel mét de heer v. d. Zwan verheugd dat inzake de contai
ners de inspraak volledig correspondeert met de bedoeling van de opzet.
Spreker begrijpt dat men met de nota's van het energie- en waterbedrijf moeilijkheden
heeft. Er zijn nota's waarop vijf diensten hun afrekening brengen, nl. elektriciteit, wa-