826 28 NOVEMBER 1968 De VOORZITTER informeert of er een vraag over is gesteld. Het probleem is wel aan de orde, maar zijn er bij dit hoofdstuk ook vragen over gesteld? De heer VAN WERKHOOVEN ontkent dit, maar hij dacht als er in het algemeen een vraag over een bepaald bedrijf was gesteld, dat dan ook over een nieuwe vraag mocht worden gesproken. Als de voorzitter een andere norm aanneemt, dan gaat spreker er vanzelf mee akkoord. Hij weet evenwel stellig, dat als in het verleden over een be paalde afdeling een vraag was gesteld, men die vraag ook mocht uitbreiden tot pro jecten die met die afdeling verband hielden. De VOORZITTER wil zich, hoewel hij de historie niet exact kent - bepaald houden aan het vraag- en antwoordspel. Naar zijn mening is dit nuttig en nodig. Wanneer het zou zijn dat men als uitvloeisel van bepaalde vragen andere vragen gaat stellen, dan ziet hij het einde niet. Er is altijd wel iets wat als verlengstuk op een vraag kan wor den gebracht. Doet men dit, dan is er echter geen begin en geen einde. Hij wil daarom eraan houden dat alles met alles verband houdt. Er is anders werkelijk geen einde aan te zien. De heer VAN WERKHOVEN is het volledig met de voorzitter eens, het was dan van hem ook maar een uitlokken. De zaak zelf is tot zijn vreugde in de afdeling behandeld. Zij kan misschien nog eens in een volgende vergadering aan de orde komen. De VOORZITTER zegt geleerd te hebben dat men aan uitlokking niet moet toegeven. De heer VAN LOON zou graag naar aanleiding van de voorgaande discussie een vraag aan de orde willen stellen. Hij kan met het standpunt van de voorzitter een heel eind meegaan, doch meent dat de voorzitter toch de regel een beetje soepel moet toe passen. Het gevaar zit er anders in dat er volgend jaar een ontstellend aantal schrifte lijke vragen moeten worden ingebracht wil men de gelegenheid hebben om er al thans mondeling - iets van te zeggen. Hij meent dat als een bepaalde vraag in relatie kan worden gebracht met een vraag die al in het boek staat, deze in alle soepelheid moet worden toegestaan. Hij voorziet anders volgend jaar vreselijke moeilijkheden bij de schriftelijke behandeling van de begroting. De VOORZITTER wil de raad zeggen dat als deze het verstandig doet, hij de regel soepel toe zal passen. Men moet echter niet uit alles van alles halen, want daar heeft hij bepaald bezwaar tegen. Als men er van alles bijsleept, dus duidelijk andere onder werpen zoals verlengstukken van vragen, dat roept dat bij hem bezwaren op. De heer VAN LOON wil nog informatie hoe het zit met het fonds sneeuwruimen. Hij heeft altijd verondersteld dat er een bedrag van 60.000,per jaar werd gereser veerd om de kosten van sneeuwruimen te dekken. Het ene jaar kost uiteraard meer dan het andere en daarom is indertijd besloten om daar een fonds voor in te stellen. Nu blijkt uit het antwoord van het college dat er heel iets anders aan de hand is. Er wordt een bedrag van 135.533,geraamd voor het sneeuwruimen wat gebeurt door de eigen dienst. Dan stopt men bovendien nog een bedrag van 60.000,in een potje en dat geldt alleen voor de aankoop van zand en zout en diensten die door derden worden verricht. Als men daarbij nog naar het niet geldelijk rendabel investeringsplan kijkt, dan ziet men in die periode van 5 jaar ook nog een bedrag van 61.100,dat is uitgerekend 12.200,— per jaar voor de aankoop van zandstrooiers. Dat betekent dat de jaarlijkse last voor het opruimen van de sneeuw niet 60.000,is, zoals hij veronderstelde, maar 207.733,Hierover zou hij gaarne nog iets vernemen. Mevrouw VAN MIERLO heeft gezien dat er bij dienstverlening een bedrag van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 852