28 NOVEMBER 1968 827 32.000,is opgenomen dat alleen al betaald wordt voor het ophalen van clandestien gestort vuil. Zij heeft de vraag gesteld of het geen hoog tijd wordt om een iets stren gere controle toe te passen en vooral een drastisch verhoogde boete te laten betalen bij het betrappen van personen die clandestien vuil storten. Wethouder GIELEN constateert dat de heer van Werkhooven met genoegen heeft ge zien dat de 200.000,die in het niet geldelijk rendabel investeringsplan in 1971 stonden vermeld eigenlijk in 1969 thuishoren. Als de heer van Werkhooven dan in dit verband zegt dat die 200.000,dienen om eindelijk uitvoering te geven aan het voornemen een nieuwe werkplaats te bouwen, dan vergist hij zich echter. Het bouwen van een nieuwe werkplaats is een miljoenenobject en dat vindt men in de vijf jaren, waarover het investeringsplan spreekt, niet terug. Spreker kan hierover op dit moment nog weinig zekerheid geven, maar nadere bestudering van deze hele materie heeft daar toe geleid dat, zoals een jaar geleden ook al is gebeurd, het misschien mogelijk is met besteding van een bedrag van 200.000,de bouw van een nieuwe werkplaats voor lange tijd te kunnen uitstellen. Dat is niet de mening die het college alleen heeft, maar dat is de mening die door de directeur van het bedrijf spontaan onderschreven wordt. De raad zal hier meer over horen zodra het college een voorstel doet om 200.000,ter beschikking te stellen om bepaalde verbeteringen in de outillage van de werkplaats aan te brengen. Als dat zal gebeuren is men waarschijnlijk voor lange tijd onder de pannen. Meer kan spreker er op dit moment niet over zeggen. De heer van Loon heeft gesteld niet te begrijpen hoe het met het fonds sneeuwruimen zit. Spreker moet zeggen het ook lang niet te hebben begrepen. Nu begrijpt hij het wel, hoewel nog niet helemaal. Als men kijkt op blz. 13 van hoofdstuk IX van de kostenverdeelstaat vindt men daarin voor gladheidsbestrijding 135.533,Op grond van ervaringscijfers berekende men in 1969 135.533,voor gladheidsbestrijding no dig te hebben. Daarbij moet men die 60.000,niet meer optellen, want die zitten er al in. Men heeft indertijd een fonds gevormd met een voeding van 60.000,per jaar om daarmee de kosten te bestrijden voor aankoop van zand en zout en voor kos ten van door derden verleende diensten. Of het nodig is om dit fonds in de toekomst op deze manier te handhaven, omdat de gladheidsbestrijding toch uiteindelijk veel meer geld kost, is een vraag die het college nog eens onder het oog moet zien. In ieder geval is aan totale kosten voor gladheidsbestrijding, dus met toerekening van alle eigen kosten, voor 1969 een bedrag van 135.533,geschat. Als men nu spreekt in het investeringsplan over aanschaf van zandstrooiers, betreft dit natuurlijk een heel andere zaak. Men mag dit bedrag er per jaar niet bijtellen, want die zandstrooiers gaan langer dan één jaar mee. De vraag is of het fonds moet blijven gehandhaafd. Deze vraag houdt weer verband met het feit dat er nu met een gespecificeerde kostenverdeelstaat kan worden gekomen. Vroeger zei men dus „Wat moeten we uitgeven om het sneeuwruimen extern te laten verzorgen?". Men kwam daarbij uit op ongeveer 60.000, Mevrouw van Mierlo heeft verondersteld dat de clandestiene stortplaatsen 32.000, per jaar zouden kosten. Was dit maar waar! Het kost veel meer en dat is heel erg. In Breda zijn zeker 100 clandestiene stortplaatsen. Met de politie is al meerdere malen contact geweest om er meer op toe te zien, hetgeen ook is gebeurd. Er zijn processen- verbaal gemaakt. Als er evenwel onwillige burgers zijn, die er geen prijs op stellen dat hun stad schoon blijft, dan krijgt men akelige zaken. Het is voor de politie heel moei lijk er paal en perk aan te stellen. Clandestiene stortplaatsen veroorzaken veel kosten, doch ook schade aan „Breda-promotion". Tot troost moge dienen dat iedere stad er verschrikkelijk mee te kampen heeft. Men hoort wel eens spreken van de nette Ne derlanders of van de schone Nederlanders, vele buitenlanders zeggen ook wel „Wat zijn jullie vuilpoezen!". De heer VAN LOON zegt dat de heer Gielen het hem allemaal heel duidelijk heeft gemaakt, maar kennelijk is het voor diegene die het antwoord in het vraag- en ant-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 853