830 28 NOVEMBER 1968 enigszins vermengd is met hoofdstuk VIII paragraaf 7, waarop later zal worden terug gekomen. De wijze van benaderen door de fractie heeft te maken met het mens kunnen zijn, zo als zij het ziet. De heer von Schmid ziet het kennelijk anders en speciaal voor hem geldt spreker's uiteenzetting vooraf. Het spijt hem voor de heer von Schmid, maar zijn positie ziet spreker als een wit paard op een wit blad. Zijn uitgangspunt op maatschap pelijke basis wat zijn goed recht is heeft spreker's fractie nog niet kunnen over tuigen, zij heeft ze zelfs niet kunnen ontdekken. Misschien wordt de heer von Schmid te weinig gehoord, maar dat komt in de naaste toekomst nog wel. Spreker biedt zijn verontschuldiging aan voor deze ongewone aanvang, maar soms kriebelt er wel iets en dan moet men het kwijt. Wethouder VERMEULEN merkt op dat dit niet in de schriftelijke voorbereiding staat. De heer KRAMER stelt dat bij de oprichting van de sportdienst de hoop is uitgespro ken dat een frisse aanpak zou mogen plaatsvinden, dit met betrekking tot de verdere ontwikkeling. Spreker voelt zich enigszins geschokt door de voorgestelde tariefsverhogingen. De moeilijkheid is dat de bezetting over het algemeen plaatsvindt door zowel jonge als door oudere mensen. Toch is hij bang dat er in deze kwestie voor de jongeren een stiefkindpositie ontstaat. Als hij het voorstel goed leest, dan ontdekt hij dat er bij het college toch enige onzekerheid bestaat over de eventuele repercussies. Dan vraagt de fractie zich direct af of het wel verstandig is om zover te gaan. Bij de sportcentra be staat er al een concurrentiekwestie en daarom meent hij dat dit een kwestie van regio naal overleg moet zijn, want de sportaccommodaties mogen toch geen politiek discussie punt gaan uitmaken. Dit overleg wil hij warm aanbevelen en daarom verwijst hij - en de wethouder is dit bekend naar Roosendaal, Dordrecht en Tilburg. Spreker is er toch bang voor - en meerderen hebben dit reeds uitgesproken - dat het een vestzak- broekzakkwestie zal worden; het is bekend wat hij daarmee bedoelt. De sportstichting zal inderdaad wel meer en hogere aanvragen krijgen en het is de vraag of men die rich ting op moet. Het college motiveert de verhogingen voor het sportcentrum met de overhead-kosten. Spreker vraagt zich af of die overheadkosten nu ineens tot een verhoging met 50% moeten leiden. De sport moet betaalbaar blijven, de belangen van de sport mogen geen schade lijden. Wanneer er meer vraag is voor de bezetting van de sporthal, dan mag dit niet worden afgeremd door tariefsverhogingen, maar er moeten zo spoedig mogelijk plannen worden gemaakt voor een nieuwe accommodatie. Het college spreekt ergens over draagkracht; als men moet kiezen, dan is spreker akkoord. Maar er is zoveel draagkracht, én voor de vereniging én voor de leden. Spreker's wens is evenwel in het bijzonder dat het centrum in de zomer intensiever zal worden gebruikt. Reeds meerdere malen is een trendmatige verhoging bepleit. Men moet er nu niet flauw over denken, dat met 50% wordt gekomen en dat per uurSpreker zou daarom willen pleiten voor eerst met 25% te verhogen en dan in de regio te gaan overleggen, waarbij de kansen voor de volgende 25% kunnen worden besproken. De heer VAN DER WERFF zegt dat de heer Kramer typisch de man van het com promis is. De heer KRAMER weet dat de wethouder zal gaan vragen waar het geld zit. Hij is van mening dat er toch nog wel iets in het vereveningsfonds kan zitten en anders zou het eigenlijk uit de algemene middelen moeten kunnen komen. Sport moet sport blijven en het mag dan wat de overheid betreft - geld kosten. In verband met de zwembaden merkt spreker op dat men bij de sport met psycholo gische en technische factoren heeft te maken, dat is iedereen bekend en dat geldt ook in Breda. Psychologisch is het voorstel moeilijk te verkopen en technisch is het zijns

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 856