835
29 NOVEMBER 1968
stelde vragen. Uiteraard mag men een motivering uitbouwen om zijn standpunt toe
te lichten. Spreker herhaalt, dat hij voornemens is in deze een bijzonder soepel stand
punt in te nemen en dat hij ook niet geneigd is regelmatig te zeggen, dat iets buiten
de orde is. Hij is voornemens van het reglement een verstandig en soepel gebruik
te maken en hij hoopt, dat de raadsleden van de hun geboden gelegenheid om iets
te zeggen eveneens een verstandig gebruik zullen maken. In het verleden, zegt de
spreker, schijnt het zo te zijn geweest, dat men ook over zaken mocht spreken, die
niet in het vraag- en antwoordboek waren opgetekend. Uitzonderingen zijn altijd
mogelijk en daarvan wil hij beslist geen zaak maken. In het algemeen moet men
echter niet praten over zaken, waarover in het vraag- en antwoordboek geen vraag
is gesteld, omdat het beter is voor de raad en ook beter voor het college van bur
gemeester en wethouders. Als er toch met toestemming van de voorzitter uiteraard
een geheel nieuwe vraag aan de orde zou komen, dan mag men niet direct een ant
woord van het college verwachten. Spreker herhaalt, dat hij geen misverstand heeft
willen laten bestaan over de methode waarvan hij zich zal gaan bedienen.
De heer VAN LOON zegt, dat hij het in het algemeen met de voorzitter eens is
en dat hetgeen de voorzitter gezegd heeft in het belang is van een goede behande
ling van de begroting. Zowel de raad als het college moeten voldoende tijd van
voorbereiding hebben. Desondanks meent hij, dat er toch een misverstand over de
interpretatie van het reglement van orde bestaat. Dat misverstand is waarschijnlijk
ontstaan omdat in de gedrukte tekst de motivering, waarom die tekst in het regle
ment is gekomen, is weggelaten. Hij heeft het ontwerp van het reglement erbij
gehaald en daarin wordt duidelijk gezegd, dat artikel 34 vervangende de artikelen
31 tot en met 34 en waarin de procedure was geregeld voor de behandeling van de
begroting, aan de bestaande praktijk is aangepast. Daarin ligt naar zijn mening het
misverstand. In verband hiermede vraagt hij toch deze keer nog de oude regeling
te willen toepassen met deze restrictie, dat indien er algemene opmerkingen over
een bepaald onderwerp te maken zijn, de raadsleden zich zoveel mogelijk zullen
beperken tot concrete opmerkingen en vragen en dat zij niet te veel zullen uitwijden
over alle mogelijke onderwerpen, die er maar zijdelings bij betrokken zijn.
De heer VAN DER WERFF zegt nog iets aan de opmerking van de heer van Loon
te willen toevoegen. Hij is het volledig eens met de voorzitter als deze zegt, dat
de normale spelregels gehandhaafd moeten worden en dat hij er anderzijds op be
dacht moet zijn de wedstrijd niet dood te fluiten en dat waardeert hij. Het is zin
loos om over details te praten, als die details niet geprepareerd zijn en kan men
onmogelijk een antwoord van het college op die detailvragen verwachten. Het punt
waar het hem echter om gaat is, dat het in verband met de tekst van artikel 34 ge
wenst lijkt, dat bij elk hoofdstuk een algemene beschouwing gehouden kan worden.
Als dat niet toegestaan wordt impliceert dat het risico, dat de fractievoorzitters in
hun algemene beschouwingen ook de afzonderlijke hoofdstukken moeten betrekken.
Spreker meent, dat dit laatste niet in het belang is van de behandeling van de be
groting noch in het belang van de hoofdstuksgewijze behandeling.
De VOORZITTER antwoordt, dat de bestaande praktijk in deze hem uiteraard niet
bekend is. Uit informaties heeft hij vernomen, dat die bestaande praktijk toch enigs
zins anders heeft gelegen en dat men zich in het verleden ook gehouden heeft aan
het artikel, zoals dat nu in het reglement van orde is opgenomen. Zoals het er nu
staat betekent dat, dat men schriftelijk vragen heeft moeten stellen, zowel over het
probleem in het algemeen als over de verschillende hoofdstukken. Hij belooft ech
ter de betreffende bepaling soepel te zullen toepassen, doch hij vertrouwt er dan
ook op dat de leden zich de nodige beperkingen zullen opleggen.
Nu deze zaak is afgehandeld zegt spreker nog graag namens het college nader te
willen ingaan op vragen e.d. die gisteren bij de algemene beschouwingen gesteld