845 29 NOVEMBER 1968 beschikken. Met de voorstellen, die nu voorliggen, is men al ruim over de be- schikkingsmogelijkheid heen. De VOORZITTER zegt, dat thans de voorstellen aan de orde zijn, zowel de voorstellen van de heren van der Zwan en Kramer als dat van het college met betrekking tot de 25% verhoging voor het sportcentrum. Hij geeft nu gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer VAN CAULIL zegt het eens te zijn met het voorstel van het college en dat het voor hem gemakkelijker zal zijn zijn stem te bepalen ten aanzien van de an dere voorstellen als eerst het voorstel van het college in stemming gebracht wordt. De heer KROON zegt dat het voor hem niet zo duidelijk is, omdat het voorstel van het college het verststrekkend is. De andere voorstellen zijn slechts amenderende voorstellen. De VOORZITTER zegt, dat hij eerst het voorstel van het college in stemming zal brengen en daarna de voorstellen van de heren van der Zwan en Kramer. Mevrouw VAN MIERLO zegt na de uiteenzetting van wethouder Broeders volledig met het voorstel van het college te kunnen meegaan. Zij begrijpt degenen niet goed, die zich voor een sluitende begroting hebben uitgesproken, omdat dezen, door een ander voorstel te doen, zichzelf eigenlijk tegenspreken. In tweede instantie zegt zij voor het voorstel van de heer Kramer te zijn. De heer VAN GASTEL zegt, dat het hem allemaal nog niet duidelijk is. Hij ziet het voorstel met betrekking tot de tarieven van de zwembaden als één voorstel en daar naast nog het voorstel tot verhoging van de tarieven van het sportcentrum. Hij zegt begrepen te hebben, dat deze voorstellen nu gelijktijdig aan de orde worden gesteld. De VOORZITTER zegt, dat er inderdaad twee voorstellen van het college aan de orde zijn, n.l. het voorstel tot verhoging van de tarieven van het sportcentrum met de daarop door het college zelf aangebrachte correctie en daarnaast het voorstel tot verhoging van de tarieven van Wolfslaar en het Ei. Daarnaast zijn er twee amen dementen, n.l. van de heren van der Zwan en Kramer. De heer VAN DER ZWAN zegt, dat zowel door wethouder Broeders als door me vrouw van Mierlo een discrepantie geconstateert is tussen hetgeen hij eergisteren en gisteren heeft verklaard en het standpunt, dat hij vandaag heeft ingenomen. Hij gelooft niet dat daar sprake van kan zijn. Hij zegt wel degelijk doordrongen te zijn van de ernst van de financiële situatie waarin de gemeente verkeert. Hij heeft zich daarin uitvoerig verdiept, hetgeen naar hij meent ook wel tot uiting is gekomen in de door hem gehouden algemene beschouwingen. Een ander punt is, dat tussen het college en de raad gemaakte afspraken nageleefd dienen te worden. Bij de totstandkoming van Wolfslaar is gesteld, dat alleen de kapitaalkosten ten laste van de dienst komen. Daaraan wenst spreker vast te blijven houden. Het is niet alleen zo, dat de kosten stijgen, maar ook de inkomsten van de gemeente stijgen elk jaar. In de verhouding van kosten en inkomsten blijven de kosten van Wolfslaar ach ter, want die kosten van Wolfslaar zijn constant en op het moment is het zelfs zo, dat een gedeelte van de kapitaalkosten vergoed worden ten gunste van de algemene dienst. Als het college in de nota van aanbieding ruiterlijk had toegegeven, dat het, zij het noodgedwongen, om een sluitende begroting te krijgen, van de indertijd vastgestelde gedragslijn was afgeweken, dan had hij zich in het vraag- en antwoordspel daar tegen heel anders opgesteld en dan was hij misschien wel voor het voorstel van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 871