847 29 NOVEMBER 1968 Bij de stemming blijken te zijn uitgebracht 30 stemmen, waarvan 18 voor en 12 tegen het voorstel. Het voorstel is aanvaard. De heer KRAMER zegt zijn voorstel in te trekken. Hiermede is de begroting van de gemeentelijke dienst voor de sport en de lichame lijke opvoeding afgehandeld. De begroting van de gemeentelijke sociale dienst wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting van de gemeentelijke kredietbank. De heer VAN BANNING zegt onder no. .36 gevraagd te hebben wat het dekkings element is waarop kredieten door de gemeente verleend worden. Het antwoord daarop luidde, dat het element wordt gevormd door de regelmatige stroom van in komsten van de kredietnemers. Dit houdt naar zijn mening waarschijnlijk in dat, als die regelmatige stroom van inkomsten van de kredietnemers ophoudt, de kre dietbank in de boot zit, omdat er geen ander dekkingselement is. Uit een stuk, dat hem inmiddels ter hand gesteld is, heeft hij kunnen halen wat de doelstelling van de kredietbank is. De doelstellingen zijn, om met uitsluiting van winstbejag, woeker of enige schadelijke wijze van volkskrediet te bestrijden en te voorkomen, en om maatschappelijke zaken op verantwoorde wijze te voorzien in de behoefte van volkskrediet. In een overzicht heeft spreker gezien waar die kredieten voor worden benut. Be houdens voor het afdoen van wat schulden en een post diversen worden de bedra gen allemaal gebruikt voor het doen van aanschaffingen. Spreker meent, dat er over het algemeen voldoende mogelijkheden zijn om op krediet te kunnen kopen en hij vraagt zich daarom af of de gemeentelijke kredietbank in 1968 nog die zin heeft die ze oorspronkelijk had. Voor wat het borgstellingsfonds betreft zegt spreker, dat het college op een daar omtrent door hem gestelde vraag heeft geantwoord, dat dit fonds in bijzonderheid ook de detailhandel en de kleine middenstand wil helpen. Spreker zal hierop later nog terugkomen. Nogmaals zegt hij dat hij van mening is, dat de gemeentelijke kredietbank niet meer die zin heeft, die ze oorspronkelijk had. Het college heeft in het verleden al eens gezegd, dat het zich beraadt over het bestaansrecht van de ge meentelijke kredietbank. Hij vraagt wanneer het college denkt zijn standpunt ter zake te hebben bepaald. Wethouder BROEDERS antwoordt, dat hij het er mee eens is, dat de doelstelling verouderd is en dat die aangepast moet worden aan de denkwijze, die het leven thans verlangt. Met betrekking tot het overzicht waar de heer van Banning over gesproken heeft zegt spreker, dat dit een statistisch feit is, dat ons van bovenaf wordt opgelegd. De betekenis ervan is niet zo groot, maar we zijn ertoe verplicht. Het college heeft nog geen definitief standpunt ingenomen over het bestaansrecht van de kredietbank. Spreker kan niet zeggen wanneer dit wel gedaan zal worden. Wel wil hij toezeggen, dat hij dit probleem in een der eerstvolgende collegevergaderin gen aan de orde zal stellen om te trachten daar zo spoedig mogelijk uit te komen. Hierna wordt de begroting van de gemeentelijke kredietbank zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting van het energie- en waterbedrijf. De heer VAN DUIJL zegt, dat hij in het vraag- en antwoordenboek een vraag gesteld heeft over de aansluiting van gastoestellen en wel, omdat er blijkens ont vangen inlichtingen bij de plaatsing van aardgastoestellen niet in alle gevallen streng

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 873