29 NOVEMBER 1968 850 de vastrechttarieven te komen en wel in deze zin, dat een vast bedrag per een heid betaald moet worden. Als er in een woning 14000 kgcalorieën aan vermogen staan opgesteld zal de verbruiker derhalve 14000 maal een bepaald bedrag moeten betalen. Het is de bedoeling om alle vaste kosten in één pot te stoppen en deze te delen door het totaal aantal opgestelde kilogramcalorieën om zo tot een eindcijfer te komen. Dit is niet zo eenvoudig, omdat voor de woningwetwoningen met wijkver- warming een ander rentepercentage geldt dan voor de premiewoningen en de vrije sector-woningen. Die rente is een vaste last en er moet dus een modus gevonden worden om te trachten tot één tarief te komen. Deze modus is nog niet gevonden, doch spreker is van mening, dat het niet zo lang behoeft te duren totdat de laatste van de 5000 aansluitingen tot stand is gekomen. Er zal in deze wel rekening moe ten worden gehouden met de wensen van het ministerie en daarom zal het goed zijn daarmede nauw contact te onderhouden. Spreker vraagt de heer van Duijl of hij diens suggestie met betrekking tot de voor lichting in tweede instantie nog eens wil herhalen, omdat hij die niet goed begrepen heeft. Eveneens verzoekt hij hem zijn vraag over de inspectie door het ENWA- bedrijf te verduidelijken. De heer VAN DUIJL zegt, dat, indien men in een reeds bewoonde woning over schakelt van gewone verwarming op aardgasverwarming, er vanwege het ENWA- bedrijf inspectie plaatsvindt. Bij die inspectie blijkt wel eens, en dat heeft spreker van verbruikers zelf vernomen, dat de aansluitingen, vooral wat betreft de ventila tie, niet geheel aan de eisen van het ENWA-bedrijf voldoen. Dat houdt in dat de toestellen verzegeld moeten worden en dat veranderingen moeten worden aange bracht, waarna opnieuw inspectie plaatsvindt. Spreker's vraag was of het ENWA- bedrijf kan mededelen in hoeverre het regelmatig voorkomt, dat een herhaalde in spectie moet plaatsvinden in verband met het niet goed aansluiten van toestellen. In dit verband zegt spreker, in tegenstelling tot de heer Jacobs, als hij die ten minste goed begrepen heeft, niet te willen pleiten voor verzachting van de controle maatregelen. Met betrekking tot de voorlichting zegt spreker, dat men kan nagaan of die doel treffend is door een aantal verbruikers op het bedrijf uit te nodigen en hen te vragen of zij de afrekeningen begrijpen. Ten aanzien van de vastrechttarieven zegt spreker graag te willen vernemen of het overleg met het ministerie al dan niet tot resultaten leidt, omdat hij van mening is, dat men de verbruiker niet te lang in het ongewisse moet laten over de vraag of er meer eenheid in de tarieven mogelijk is. Wethouder GIELEN zegt, dat de vraag over de voorlichting hem nu volkomen dui delijk is. Hij vindt de suggestie wel aardig, doch hij meent, dat het verstandig zou zijn, als men dat langs georganiseerde weg zou doen. Hij kan zich voorstellen dat men bijv. de vereniging van huisvrouwen zou inschakelen en dat het bestuur van die vereniging dan dit vraagstuk eens in een vergadering aan de orde zou stellen. Van zo'n vereniging zou men goede aanwijzingen kunnen krijgen omtrent de vraag waar zich de zwakke punten in de voorlichting bevinden. Spreker zegt de heer van Duijl toe, dat hij dit voorstel eens zal opnemen met de directie van het energie- en water bedrijf. Op de vraag van de heer van Duijl hoeveel inspecties er als regel moeten plaatsvinden voordat men zekerheid heeft, dat een installatie goed geplaatst is, kan spreker nu geen antwoord geven. Hij zegt toe ook deze vraag aan de directeur van het bedrijf te zullen voorleggen en het antwoord dan in de afdeling aan de orde te stellen. Hierna wordt de begroting van het energie- en waterbedrijf zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting van de gemeentelijke leningsdienst.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 876