29 NOVEMBER 1968 854 In de verkeerscommissie is het voorstel gekomen om het linksafslaan op de Gasbrug in de richting naar de Tramsingel te verbieden. Het verkeer zal de Leuvenaarstraat volgen en dan bij de Lunetbrug uitkomen, waar spreker de zaak hopeloos ziet vast lopen. Als er tijdelijk een noodinstallatie geplaatst kon worden zou hij dat mooi vinden, omdat de praktijk in Nijmegen bewijst, dat er dan praktisch geen ongelukken gebeuren. In het antwoord wordt gezegd, dat we twee noodautomaten hebben en dat dan later alleen nog de palen en de lichtbakken behoeven te worden geplaatst. Spreker vraagt zich af of het niet logisch is, dat ook een paal en vier lichtbakken aangeschaft worden, zodat de noodinstallatie gebruiksklaar is om te plaatsen bij de Lunetbrug, zodat daar het verkeer niet vastloopt. Tot slot zegt spreker zich te willen aansluiten bij het woord van dank van de heer Quadekker voor de verkeerslessen, die door de politie gegeven worden, niet alleen op scholen maar ook vrijwillige cursussen, waar ook hij alle respect voor heeft. De heer SPANJER zegt zich te kunnen herinneren, dat hij enkele jaren geleden ook reeds enkele vragen gesteld heeft over een ruimere subsidiëring van het werk van de Nederlandse Vereniging voor Dierenbescherming. Toentertijd werd er op gewezen, dat de vereniging er steeds in slaagde het budget rond te krijgen en dat zij boven dien nog een reserve kon vormen voor de bouw van een asiel. Voor insiders is het echter al lang duidelijk, dat dit nimmer zal kunnen zonder geldelijke steun van de plaatselijke overheid. Het huidig asiel staat nu op de plaats, die straks nodig is voor de bouw van een nieuwe werkplaats voor het vervoerbedrijf. Als de plannen uitge voerd hadden kunnen worden, zoals men zich dat enkele jaren geleden voorstelde, zou thans ook het asiel reeds gebouwd zijn. De financieringsmoeilijkheden, die ver hinderen om nieuwbouw te plegen, maken het niet zo noodzakelijk, dat het huidige asiel verdwijnt. Wie het huidige asiel kent, de bedrijfswoning is een verbouwd dierenverblijf, zal tot de conclusie zijn gekomen, dat nieuwbouw niet langer uitge steld kan worden. Het huidige bestuur heeft talrijke verbeteringen aangebracht, maar spreker meent, dat het niet verantwoord is om nog hogere uitgaven voor het onderhoud te doen. Bij dit alles komt, dat een wettelijk gemeentelijke taak door een kleine groep particulieren bekostigd wordt en dat wil hem niet juist voorkomen. Het argument, dat men toch rondkomt, gaat dan ook niet op. Als de kosten voor de zwerfdieren integraal vergoed zouden worden, zou men kunnen stellen, dat het batig saldo van de vereniging groter wordt, maar dat zou dan tevens betekenen, dat het bouwfonds voor het nieuwe asiel groter zou worden, en dat lijkt hem allerminst een bezwaar. Op de lange duur zou het voor de gemeentefinanciën een gelijkblijvend ef fect hebben. Uit het oogpunt van een juiste verdeling van de kosten zou spreker het toejuichen, dat als er straks van de vereniging een verzoek om verhoging van het gemeentelijk subsidie komt, dit welwillend zou worden bekeken. De heer VAN DE MEERENDONK zegt iets te willen zeggen, aansluitend op hetgeen de heer van Werkhooven over het parkeren heeft gezegd. Op vraag 176 wordt ge antwoord, dat de Ginnekenstraat te zijner tijd ook in het voetgangerscentrum zal wor den opgenomen. Dat betekent een vermindering van het aantal parkeergelegenheden, omdat in de Ginnekenstraat juist heel druk geparkeerd wordt. Ten aanzien van hetgeen de heer van Werkhooven over de ondergrondse parkeergarage gezegd heeft, zegt spreker het in zoverre daarmee eens te zijn, dat daar nog niet zo'n druk ge bruik van gemaakt wordt, omdat men er nog onwennig tegenover staat. Rondom de parkeergarage zijn altijd zoveel wagens geparkeerd, dat er geen plaats meer is voor het laden en lossen van goederen. In de algemene beschouwingen heeft men er uitvoe rig over gesproken dat, wil de binnenstad zijn functie als voetgangerscentrum blijven vervullen, er dan parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid moeten zijn. Dat dit werkelijk in de naaste omgeving moet zijn blijkt wel uit het feit, dat het „nu-terrein" dikwijls helemaal leeg is, terwijl er in de stad nooit een plaats te vinden is. Het nieuwe parkeerterrein aan de Ginnekenstraat is altijd zeer goed bezet en dikwijls

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 880