31 JANUARI 1968 88 Afgezien van bijvoorbeeld de industrialisatienota's en dergelijke die na de 2e wereldoorlog verschenen, die betrekking hadden op een be paalde sector van de maatschappij, is dit toekomst-denken voor ons land nieuw. Er wordt wel gezegd regeren is vooruitzien, doch van dit vooruitzien was in het verleden slechts in beperkte mate sprake. Dit toekomstperspectief, deze taakstelling, kan van ongemeen grote be tekenis zijn. In zijn in 1955 verschenen werk "De toekomst is verle den tijd" bewijst Prof. Polak dat bepaalde beschavingen ten onder gingen omdat zij geen toekomstbeeld hadden, terwijl andere bescha vingen zich handhaafden, juist omdat zij dit toekomstbeeld wel had den. Het jaar 2000 heeft een magische klank. Indien men er over leest, denkt men onwillekeurig aan de toekomstfantasieën van Bellamy. Het lijkt soms zo verschrikkelijk ver weg, niet alleen een nieuwe eeuw, zelfs een nieuw millennium, en toch is het slechts 32 jaar van ons verwijderd en 32 jaar is in de geschiedenis van een land niet veel. Staat U mij toe, mijnheer de voorzitter, dat ik even terugblik naar 32 jaar geleden, dus het jaar 1936. Dat was een jaar waarin grote de len van de bevolkingen van Europa en Amerika in diepe armpede leef den. In ons land waren honderdduizenden werklozen, hoeveel hoop op een beetje menselijk geluk in dat jaar en de daaraan voorafgaande ja ren vernietigd werd is niet te schatten. De economie was volslagen vastgelopen en het nihilisme greep zijn kans. De tweede wereldoorlog was het directe gevolg daarvan. Het jaar 1936 betekende echter ook een keerpunt in het economische denken en de inzichten in de eco nomische kringloop. In dat jaar schreef John Maunard Keynes'.zijn nu klassieke werk "The General Theory of Employment, Interest and Money". In dat boek vernietigde Keynes de tot dan heersende opvat tingen van de liberaal-klassieke school. Hij bewees dat het vrije spel der maatschappelijke krachten niet tot volledige werkgelegenheid en daarmee tot een maximale produktie zou kunnen leiden, omdat de inkomens- en vermogensverhoudingen, welke daaruit voortvloeiden, niet deugden. De conclusie van John Keynes was, dat zonder overheidsin grijpen een gezonde, stabiele economie, gepaard aan een hoge graad van werkgelegenheid, niet mogelijk was. Deze opvattingen zijn thans gemeengoed geworden en worden alge meen aanvaard. De relatief stabiele na-oorlogse economie en de vrij hoge graa< van werkgelegenheid zijn slechts toe te schrijven aan het ingrijpen van de overheid en de door de overheid bewerkte betere in komensverdeling. Ongeveer 40% van het nationale inkomen wordt thans besteed in de collectieve sfeer; hierdoor alleen al wordt een be tere inkomensverhouding verkregen. De taak van de overheid is sterk toegenomen en neemt nog steeds toe. Niet langer staat de overheid neutraal tegenover economische vraagstukken, integendeel, zij is ver antwoordelijk voor de gang van zaken in de gehele samenleving. In dit verband denkt men vaak slechts aan de centrale overheid, doch ook het plaatselijk bestuur heeft hier een belangrijke taak. De infra structuur van een gemeente wordt niet door de centrale overheid, doch door het gemeentebestuur bepaald. Slechts 32 jaar scheiden ons van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 88