866
29 NOVEMBER 1968
sen te verhuren. Het moet niet zo zijn, dat die mensen geen nieuwbouwwoning krijgen,
omdat ze bijstand genieten. Omdat het in bestaande gevallen ook al gedaan wordt
ziet zij niet in, dat het in nieuwe gevallen niet zou kunnen.
Zij hoopt, dat de wethouder het haar niet kwalijk neemt, want dit was haar enige
mogelijkheid om hier iets over te zeggen.
Wethouder VERMEULEN zegt er in eerste instantie al op gewezen te hebben, dat
de bouwprijzen door de rijksoverheid bijzonder nauwlettend gevolgd worden, zoda
nig zelfs, dat er vaak bezuinigingen moeten worden toegepast, hetgeen weer tot ge
volg heeft, dat er minder geriefelijke huizen gebouwd moeten worden dan men dat zou
wensen.
In de Hoge Vucht wordt in een gedeelte der woningen in de badkamers met straal -
kachels gewerkt, omdat er geen radiator in mag komen. In een gedeelte van de wo
ningen in Geeren-Noord zit een vlizo-trap, omdat een vaste trap niet toegestaan was.
Door deze voorbeelden meent spreker aangetoond te hebben, dat de rijksoverheid enorm
probeert de curveprijs te drukken. Voor wat de woningwetsector en de premiesector
betreft meent hij dat men zich geen grote voorstelling moet maken van de mogelijkhe
den om tot verlaging van de stichtingskosten te geraken. Voor wat de industriële
bouw betreft is spreker het met de heer van Duijl eens, dat deze ertoe zal moeten lei
den, dat er minstens geen prijsstijging en misschien zelfs wel een prijsdaling kan ko
men. Als men deze vergelijking doortrekt naar andere industriële bedrijven, die een
massaproduct voor de markt maken, dan krijgt men natuurlijk een geheel andere fi
guur. Aan het adres van de heer van de Meerendonk zegt spreker, dat het college be
slist niets heeft willen suggereren, maar dat het alleen maar iets heeft willen consta
teren.
Als het gezinsinkomen bestaat uit de verdiensten van man, vrouw en eventueel ver
dienende kinderen, dan kan men uit dien hoofde uiteraard ook meer besteden. Men
mag zijn betoog ten aanzien van Zweden en de andere ons omringende landen niet
zien als een pleidooi voor deze ontwikkeling. Hij zegt wel van mening te zijn, dat
hij moet constateren, dat het aantal werkende vrouwen in Nederland verhoudings
gewijs bijzonder laag is. Hij kan dit respecteren als men dit de oplossing vindt, doch
dan moet men aan de andere kant ook niet willen beschikken over een inkomen als
van een gezin, waarvan man en vrouw beiden werken. Misschien is ook het welvaarts
niveau wat lager in een land, waarin men alleen de man het gezinsinkomen laat ver
dienen, dan in een land waar man en vrouw beiden werken. Hij laat graag aan ieder
een de keuze, die naar zijn gevoel de beste is. Hij kan zich ook voorstellen, dat er zijn,
die uit ideële overwegingen zeggen, dat ze dat nooit zullen doen om met man en vrouw
samen te gaan werken.
Wethouder VAN BOXTEL zegt te menen, dat hij de heer van Duijl niet verder be
hoeft te antwoorden, omdat deze het in eerste instantie al wel heeft begrepen. Hij wil
er nog wel op attenderen, dat de doorstromingsregeling in 1969 ten einde loopt en dat
niets erop wijst, dat de centrale overheid van plan is een dergelijk initiatief, zij het
dan op andere leest te hervatten.
Mevrouw Krens steunt de gedachtengang van mevrouw de Bonte en zegt tenslotte:
„college studeer daar nou eens op." Zelfs dat heeft geen enkele zin zegt spreker,
omdat een huurtoeslag uit de algemene middelen moet komen en het algemene fi
nancieringsbeeld van de afgelopen tijd wel leert, dat het een fictie zou zijn te belo
ven in deze richting te trachten een oplossing voor dit probleem te bereiken. Er
zouden enkele tonnen per jaar voor dit doel gereserveerd moeten worden. Boven
dien is het de vraag of er in dat geval een billijk beleid gevoerd zou kunnen worden,
omdat niet in een enkel geval een toeslag zou moeten worden verleend, maar in alle
daarvoor in aanmerking komende gevallen. Er zou een bepaalde norm moeten wor
den gevonden en in de objectiviteit van zo'n norm gelooft spreker niet, omdat die
altijd weer toegepast moet worden op een bijzonder menselijk geval. Bovendien