872
29 NOVEMBER 1968
daar niet druk om maken, omdat hij zich te houden heeft aan de wet zoals die
luidt.
De heer Bayens heeft gezegd, dat het bestuur van de openbare school in feite be
paalt, wat de bijzondere scholen mogen uitgeven. Daar zit echter ook een andere
kant aan zegt spreker en hij zou het op prijs gesteld hebben, als de heer Bayens
die genoemd had n.l., dat het bestuur van de openbare school voor haar eigen
school niet méér mag uitgeven, dan het aan de bijzondere school betaalt. Doet
het dit wel en komt het aan een bepaalde overschrijding, dan moet aan de bij
zondere scholen nabetaald worden, wat het aan de eigen school méér heeft uitge
geven. Spreker gelooft, dat dit een gevolg is van de gelijkstelling van de openbare
en de bijzondere scholen. Het is in ieder geval een duidelijke zaak, waarover spre
ker nog wel eens met de heer Bayens van gedachten zou willen wisselen. Daar zijn
inderdaad nog andere vormen mogelijk, maar de mogelijkheid om de vergoeding pre
cies op de school af te stemmen zit in dit systeem niet in. Een van de problemen
van het onderwijs is het effectief verantwoord gebruik maken van de hulpmiddelen
die er zijn. Dat vraagt ook het ingesteld zijn op de situatie van de onderwijskrachten
en dat vraagt nog meer. Het komt ook voor dat de moderne hulpmiddelen wel aan
geschaft worden, maar dat ze niet gebruikt worden en dat is ook erg. Wat de voor
uitgang in de ontwikkeling van het onderwijs betreft mag men er van overtuigd
zijn, dat daaraan door het college alle aandacht besteed wordt.
Het college, zegt spreker, heeft een zo reëel mogelijke schatting gemaakt van de
kosten van administratie. Het bureau onderwijs en ook de wethouder van onderwijs
doen veel ook met betrekking tot het adviseren van de bijzondere scholen. Dat is
een service die in Breda echt wel gegeven wordt. Als men komt informeren, ook over
zaken, waarvan het gemeentebestuur zou kunnen zeggen, zoek dat zelf maar uit, dan
wordt toch getracht een zo goed mogelijk advies te geven.
Dat betekent derhalve, dat de kosten, die op dit gebied voor het openbaar onder
wijs gemaakt worden, ook gemaakt worden voor het bijzonder onderwijs.
De suggestie van de heer Bayens betreffende de vakleerkracht voor taal en rekenen
bevat naar spreker's mening twee elementen, te weten dat van de vakleerkracht
en dat van de speciale man voor leerlingen, die moeilijkheden met taal en rekenen
hebben. Op dit gebied is nog sprake van een onoverzichtelijke situatie waarvoor de
minister een stuurgroep heeft ingesteld van waaruit de zijde van het maatschappe
lijk werk door het ministerie van sociale zaken en door het ministerie van onderwijs
bekeken wordt. In de gegeven Bredase situatie vindt spreker het ook noodzakelijk,
dat er een samenwerking komt om de verschillende situaties door verschillende des
kundigen te laten bekijken en verkennen. In dat kader zou deze materie duidelijk aan
de orde kunnen komen. In dit licht bezien zou men kunnen zeggen, dat het bedrag
per leerling met het oog op de ontwikkelingsmogelijkheden rekening moet houden
met nieuwe gegevenheden in de onderwijssituatie te Breda. Mevrouw de Bonte heeft
dit aangesneden en spreker kan daarop antwoorden, dat het bijzonder onderwijs per
manent in de belangstelling staat. Van de andere kant is het ook bekend, dat men in die
schoolwereld moeilijk kan manoeuvreren. Het is een moeilijke zaak maar uit de bespre
kingen, die aan dit onderwerp gewijd zijn is toch wel gebleken, dat er een zodanige
voortgang op dit gebied gemaakt is, dat de mogelijkheid om in Breda tot een eerste aan
pak te komen niet uitgesloten is. Spreker wil er thans niet méér van zeggen, omdat
daardoor mogelijk de goede verhoudingen vertroebeld zouden kunnen worden.
Als de heer Bayens spreekt over handenarbeid etc., dan vraagt hij zich af waar het
heen moet. De nieuwe opzet van het basisonderwijs met een totaal andere doelstel
ling moet natuurlijk ook zijn vervolg krijgen in het voortgezet onderwijs. De hele
structuur van het voortgezet onderwijs bepaalt ook mede voor een stuk de structuur
van het basisonderwijs. Dit wil geenszins zeggen, dat we de ogen moeten sluiten
voor de belangrijke zaken, die in het basisonderwijs kunnen gebeuren. Men mag er
van overtuigd zijn, dat deze zaken de aandacht, die nodig is om voor de Bredase
situatie tot een zo goed mogelijke oplossing te komen, blijven houden. Volgende week