874 29 NOVEMBER 1968 elders in den lande wel ingewilligd is. Men heeft daar voor vijf jaar de kosten vergoed. Wethouder BROEDERS antwoord op hetgeen de heer de Gijsel heeft gezegd, dat er daar dan een andere regeling voor moet zijn getroffen. Met toepassing van artikel 101 is het in elk geval niet mogelijk. Verder wil hij daarop op dit moment niet ingaan. De heer Bayens heeft gezegd, dat hij nog enig verschil van mening heeft met de wethouder over de vakleerkracht voor handenarbeid. Spreker wil de vraagstelling in de verdere besprekingen wel onder de aandacht houden. De heer BAYENS zegt, dat hij dan de wethouder verkeerd begrepen heeft en dat hij dacht, dat de wethouder het in verband bracht met de randdiensten. Hij zegt ver volgens, dat er een vraag gesteld is met betrekking tot de leerlingen van de mytyl school en wel deze of de kosten van het zwemmen betaald worden door de gemeenten, die leerlingen naar die school zenden. Het antwoord was ontkennend. Spreker vraagt zich af door wie de kosten dan betaald worden. Betaalt de gemeente Breda de kosten van vervoer van de leerlingen naar het zwembad of moeten de ouders die betalen. Naar zijn mening betalen de ouders van buiten de gemeente Breda deze kosten zelf. Wethouder BROEDERS antwoordt, dat hij niet weet of die kosten door de ouders betaald worden. Hij zou dat eerst moeten nagaan. De heer VAN LOON zegt met betrekking tot de post bijdrage ter zake van schooi en beroepskeuze-onderzoek van 10.250,een vraag te hebben gesteld n.l. deze: als de regeling niet voldoende bekend is kan er dan zorg voor worden gedragen, dat er voldoende bekendheid aan gegeven wordt. Als voor de regeling geen belangstelling bestaat zou het geraamde bedrag mogelijk kunnen vervallen. Op beide vragen heeft spreker geen antwoord gekregen. In het antwoord wordt gesteld, dat de hoofden van scholen en de schooldecanen wel op de hoogte zijn maar dat heeft hij niet gevraagd. Daarom stelt hij die vragen nu. Wethouder BROEDERS zegt hierop geen antwoord te kunnen geven omdat hij daar over niet ingelicht is. De heer van Loon weet zegt spreker, dat wij een subsidieregeling hebben voor deel name aan de school- en beroepskeuze en dat de kosten daarvan aan bepaalde insti tuten vergoed worden. Hij zegt te menen, dat het niet de taak van het gemeentebestuur is de regeling ten aanzien van het school- en beroepskeuze-onderzoek te presenteren, maar dat dit een taak is van de schoolbesturen, die ermee te maken hebben ten aan zien van hun leerlingen om op de mogelijkheid ervan te wijzen. Spreker weet niet of er een goed gebruik van gemaakt wordt. De heer VAN LOON zegt, dat hij dat wel weet als er maar 70,-per jaar aan uitgegeven wordt. In dit stadium vraagt hij of het mogelijk is de schoolhoofden en de schooldecanen nog eens op het bestaan van de regeling te wijzen. Hierna wordt hoofdstuk VIII voor wat onderwijs betreft zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd en stelt de VOORZITTER het onderdeel cultuur en recreatie aan de orde, waarbij dan tevens aan de orde is de begroting van de gemeentelijke cultuur- dienst. De heer VAN DUN zegt, dat in het begin van het jaar de cultuurnota en dat in de vorige raadsvergadering het voorstel van het college tot oprichting van een cultuur- dienst aan de orde is geweest. Bij beide aangelegenheden heeft hij gelegenheid gehad om met het college van gedachten te wisselen over de cultuur in het algemeen en over een aantal zaken betreffende de praktische cultuurmarkt hier in Breda. Daarom heeft hij nu geen behoefte om een lange beschouwing over dit vraagstuk te hou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 900