29 NOVEMBER 1968
883
dan verkeert de heer Kramer juist in het gevreesde verkeerde gezelschap als hij prof.
Buikhuizen citeert. Prof. Buikhuizen is nu net die prof., die gepromoveerd is op een
proefschrift over dit soort dingen. Hij is de uitvinder van het woord „provo" en
een voorstander van dit soort eigentijdse experimentele cultuurtheatervestigingen en
in dit opzicht wil hij de heer Kramer zijn eigen prof. Buikhuizen toch weer terug op
de maag geven.
Bijzonder verheugd is spreker over de mededeling van de wethouder dat het college
bereid is aan „de Trapkes" nog een aanmoedigingssubsidie voor 1968 te geven en
dat er een deur opengelaten wordt voor subsidie 1969 mede gebaseerd op de subsi
diëring, die in het vooruitzicht gesteld zal worden door de rijksoverheid.
Tot slot zegt spreker, niet om de heer Kramer helemaal dwars te zitten, maar indien
hij een kritisch oog laat vallen op Globe, dat hij zich in gemoede afvraagt of het
kritisch bekijken van deze zaak alleen maar een juiste benadering is en of, als men
Globe kritisch bekijkt men dan niet tegelijkertijd kritisch moet zijn op Breda. In dit
opzicht is hij blij, dat Breda straks de beschikking krijgt over een cultuurdienst, die
hij een taak zou willen toedenken zoals in het vorige debat tot uitdrukking kwam.
Mevrouw JAGER zegt blij te zijn, dat er subsidie verleend zal worden aan „de Trap
kes."
De heer KRAMER zegt voor wat de vier voorstellingen van Globe te Tilburg be
treft van een verkeerd uitgangspunt te zijn gestart en dat hij erkent, dat dat fout
was. Blij is spreker met de mededeling van wethouder Gielen over Proloog. Als wet
houder van Bijnen de noodzakelijkheid erkent van het beschikbaarstellen van een
cross-terrein zegt spreker, dan is het voor hem de moeite waard om vijf maanden te
wachten. Hetgeen hij in eerste instantie over „de Trapkes" gezegd heeft wil hij nog
eens voorlezen. Als bij spreekt over de jeugd, die hij serieus wil nemen heeft hij ver
der gezegd: „wel maak ik een uitzondering voor de „Trapkesbezoekers", voor deze
onvolwassenheid weet ik zo gauw geen oplossing."
Dat is in alle eerlijkheid gemeend en bij vervolgt dan: „een beetje zielig, gezien
de leeftijd van de meeste bezoekers." Hij vraagt zich af, of hij als hij het ergens
niet mee eens is uit een soort bewogenheid mag zeggen: „Ik sta er niet helemaal
achter, maar ik zit nog met dat probleem." Dit is de intentie van zijn opmerking
geweest. Hij is blij met de opmerking van de heer van Dun over vallen en opstaan en
hem zijn helaas meer gevallen van vallen dan van opstaan bekend. Met de positieve
mededelingen van mevrouw Jager en de heren Spanjer en van Dun en in laatste instan
tie ook van de wethouder kan hij alleen maar blij zijn. Als er uit zijn woorden de con
clusie getrokken wordt als zou hij dit laakbaar willen noemen, dan wil hij er de
nadruk op leggen, dat hij dat niet bedoeld heeft. Hij heeft met genoegen van de wet
houder vernomen, dat er een goede ontwikkeling is in positieve zin.
De heer BIEMANS zegt enkele opmerkingen gehoord te hebben over volkstuintjes
en dat hij daaraan bepaald geen bekel heeft. Wel wil hij de aandacht vestigen op
het gezicht, dat de bestaande volkstuintjes bieden. Als hij nagaat, wat de gemeente
in het algemeen voor bebouwingen betaalt, dan wil hij erop wijzen, dat, als de ge
meente een bepaalde oppervlakte grond beschikbaar stelt voor volkstuintjes, er dan
ook redelijke eisen gesteld moeten worden met betrekking tot de gebouwtjes, die daarop
worden opgericht. Spreker zegt geen voorstander te zijn van een overdreven bemoeie
nis van de overheid als het gaat om voorschriften met betrekking tot de bouw. Hij wil
echter wel in overweging geven reglementair op te treden tegen diegenen, die gebouw
tjes willen plaatsen bij volkstuintjes.
Wethouder GIELEN biedt zijn excuses aan aan mevrouw Stockmann, omdat hij haar
vraag in eerste instantie over het onderzoek naar de filmprogramma's in de Beyerd niet
beantwoord heeft. De heer Niemeijer heeft daar opdracht toe, maar er is nog geen