884 29 NOVEMBER 1968 keuze gemaakt uit de daarvoor in aanmerking komende personen, die bij dat onderzoek betrokken zullen zijn, doch die zal binnenkort gemaakt worden. Wat de heer van Dun, sprekende over de werkgroep accommodaties met dat „oh" bedoeld heeft is spreker niet duidelijk. Als de heer van Dun „oh" zegt, dan kan spre ker wel „aha" zeggen. Of het rapport aan de raad ter beschikking kan worden ge steld kan hij niet zeggen. Men moet wel weten, dat de opdracht van het college is uitgegaan en dat de werkgroep haar rapport aan het college heeft uitgebracht. Het college kan met dat rapport werken, er conclusies uit trekken en het kan zelfs op een gegeven moment zeggen: „Geef het maar aan de leden van de culturele afdeling of doe er nog maar andere dingen mee." Zolang het rapport nog bij het college in behandeling is, kan spreker op die vraag geen positief en geen negatief antwoord geven want dan zou hij zijn bevoegdheden overschrijden. Op de vraag of er afspraken gemaakt zijn met het Turfschip kan spreker bevestigend antwoorden, hetgeen hij trouwens in eerste instantie al gedaan heeft. Men moet goed in het oog houden, dat de cultuurdienst een culturele en het Turfschip een commerciële instelling is. Wethouder VAN BIJNEN zegt wel erg ingenomen te zijn met de opmerking van de heer Biemans over het aanzien van de volkstuintjes. Hij gelooft, dat de heer Biemans niet bedoeld heeft, dat voorschriften moeten worden opgelegd ten aanzien van de ge bouwtjes bij de bestaande volkstuintjes, omdat die nogal op afgelegen plaatsen zijn gelegen. In de nieuwe wijken moeten uiteraard regels gesteld worden ten aanzien van eventueel op te richten gebouwtjes. Hierna wordt hoofdstuk VIII zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd en stelt de voorzitter hoofdstuk IX aan de orde. Mevrouw JAGER zegt erg gelukkig te zijn over de wijze waarop hier in de stad maat schappelijk werk bedreven wordt. Zij is ook verheugd over het feit, dat maatschap pelijk werk en gezinszorg samengaan. Zij realiseert zich, dat het niet altijd even gemakkelijk is geweest om besprekingen hieromtrent tot een goed einde te brengen. Ook de bejaardenzorg te Breda vindt zij voortreffelijk geregeld. Het verstrekken van warme maaltijden aan de bejaarden is een succes geworden, waar veel bejaarden een dankbaar gebruik van maken. Jammer vindt zij het, dat er nog steeds geen be hoorlijk alarmeringssysteem voor de bejaarden, die op een of andere wijze in nood verkeren, is gevonden. De heer WOESTENBERG zegt heel weinig tijd te hebben gehad voor deze de batten en dat hij zich heel slecht of helemaal niet heeft kunnen voorbereiden. Hij kent alleenstaande mensen, die herhaalde malen om bijstand hebben gevraagd en die het niet gekregen hebben. Zij krijgen wel een antwoord, dat erop neerkomt, dat ze 2,65 halfjaarlijks bij krijgen. Deze mensen hebben aan 2,65 bij hun schamel inko men niets. Als hij hoort, dat er allerlei lofbetuigingen gebracht worden aan het adres van so ciale zaken, dan moet hij zeggen, dat hij het daarmede helemaal niet eens is. Ook kan hij het met de gehele begrotingsopzet niet eens zijn, want daar zou een duur accountantsbureau voor nodig zijn om al die cijfers te ontwarren. Als er ten aanzien van een aanvrage iets niet in orde is en men vraagt dan namens deze mensen hoe het komt, dat zo'n geval niet eerder afgehandeld is, dan krijgt men ten antwoord, dat de aanvrage onder in de la lag. Hij heeft zich afgevraagd hoe dit mogelijk is. Men geeft hier in de raad altijd graag pluimpjes aan de wethouders en dat vindt spreker prachtig voor zover dat verdiend is. Men zet altijd direct de ha ren overeind als men een scherpe kritiek te horen krijgt. Als men in zo'n geval, als hij hier bedoelt, de mensen zelf eens zou horen en hen in de gelegenheid zou stellen om hun geval eens uit te leggen, dan kreeg men misschien toch een geheel andere indruk. Hij vindt het zo jammer, dat die mensen bij niemand van de gemeente terecht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 910