29 NOVEMBER 1968
885
kunnen om hun klachten rechtstreeks te deponeren. Men kan hem wel tegenwerpen,
dat deze mensen een beroep kunnen doen op de commissie, maar de meeste mensen
weten nog niet eens dat er zo'n commissie bestaat. Hij kent mensen van over de
70 jaar, die eindelijk langs vele omwegen bij iemand terecht zijn gekomen, die hun
de weg heeft gewezen. Hij vindt het opmerkelijk, dat zulke mensen, mede gezien
hun leeftijd, zo lang op antwoord moeten wachten.
De heer QUADEKKER zegt, dat hij het betoog van mevrouw Jiiger helemaal wil
onderschrijven en dat hij het betoog van het best betaalde raadslid per uur, de
heer Woestenberg, niet kan onderschrijven. Hij heeft dit jaar nogal wat gevallen bij
de sociale dienst aan de orde mogen stellen en zonder uitzondering zijn ze allemaal
perfect en waar mogelijk ook goed afgehandeld.
Mevrouw VAN MIERLO zegt niet van plan te zijn geweest het woord te voeren.
Nu meent zij echter ernstig bezwaar te moeten maken tegen de uitlatingen, die de
heer Woestenberg aan het adres van de sociale dienst en het college voor de ver
lening van de bijstand heeft gedaan. Zij heeft nooit anders meegemaakt, dan dat
de wethouder en de commissies hun besluiten altijd goed overwegen. Er zal misschien
wel eens een foutje gemaakt worden, want dat gebeurt overal, omdat niemand vol
maakt is. Zij stelt er prijs op te verklaren, dat de beslissingen gewetensvol genomen
worden.
Mevrouw DE BONTE onderschrijft de opmerking van mevrouw van Mierlo ten
volle. Zij is ook lid van de commissie en zij is van mening, dat de commissie met
steun van de ambtenaren en met een goede wethouder aan de kop haar werk zo goed
mogelijk doet en dat zij er voor de bijstandbehoevenden tracht uit te halen wat er in
zit. Zij heeft ook hevige kritiek op de uitlatingen van de heer Woestenberg, die niet
op werkelijkheid berusten.
Mevrouw KRENS zegt, dat ook zij als lid van de commissie alle waardering heeft
voor het werk van de ambtenaren. Zij wil nog opmerken, dat op elke beschikking
de beroepsmogelijkheid vermeld wordt.
Wethouder VAN BOXTEL zegt, dat zijn haren niet overeind gaan omdat de kritiek
niet scherp is; het zijn slechts losse flodders. Hij heeft er behoefte aan te zeggen,
dat niet alleen bij hem, maar ook bij het college bijzonder veel waardering bestaat
voor de wijze waarop de sociale dienst functioneert en voor de inzet, die het perso
neel van de dienst geeft. Van de beweringen en aantijgingen, die de heer Woestenberg
doet, klopt niets. Op de eerste plaats attendeert hij erop, dat op elke beslissing exact
wordt aangegeven welke de eventuele volgende stap kan zijn. Spreker heeft het enkele
weken geleden eens gepresteerd om alle formulieren, die bij de dienst in gebruik
zijn op te vragen. Bij het nakijken ervan is hem niets gebleken van een onduide
lijke terminologie, zoals vaak beweerd wordt. In de 80 formulieren, die hij op zijn
bureau gekregen heeft, heeft hij vier woorden aangestreept, waarvan hij zelf van
mening was, dat er een ander woord voor gebruikt kan worden. De dienstverle-
lening, zoals die door de sociale dienst gebeurt, is duidelijk en dat wil geenszins
zeggen, dat er nooit klachten zullen komen. Het is nu eenmaal niet aandoenlijk om
met de bijstandswet in de hand alle zorgen weg te nemen. In 1968 is men 263 maal
tegen een beslissing in beroep gegaan, hetgeen dus wil zeggen, dat men de weg wel
weet. Als men in beroep gaat, dan wordt men persoonlijk ontvangen door een com
missie, die uit twee leden bestaat, waaraan een ambtenaar toegevoegd is en met spre
ker als voorzitter. Er wordt dan over de moeilijkheden gesproken en er wordt een
beslissing genomen. Die beslissing kan dezelfde zijn als die in eerste instantie werd
genomen, maar het kan ook een gewijzigd besluit zijn. De heer Woestenberg zal waar
schijnlijk volgend jaar weer wel dezelfde opmerkingen maken, doch hij zal dan bij