12 DECEMBER 1968
897
De werkloosheid over 1967 was het grootst bij het personeel in algemene dienst:
261, en verder in volgorde de bouwvakken, metaal en handelspersoneel.
Desondanks was het totaalgemiddelde van de overgebleven aanvragen 493 manne
lijke werknemers.
De pendel vertoont eveneens zeer merkwaardige cijfers.
De inkomende pendel daalde zelfs beneden het aantal van 1964 en kwam met
595 werknemers lager te liggen.
De uitgaande pendel daalde eveneens beneden het peil van 1964 en was 761
werknemers hier beneden.
Tegen de achtergrond van de genoemde cijfers moeten hierin ook betrokken worden
de uitkomsten van de schoolverlaters. In 1966 slaagden 1434 leerlingen bij het nij
verheidsonderwijs en 358 leerlingen bij andere beroepsopleidingen.
De ontwikkeling in de industriële sector heeft blijkens de laatste waarnemingen
tot gevolg gehad, dat door de veel te geringe opnamecapaciteit het aantal leer
lingen dat een vervolgstudie ter hand heeft genomen, is toegenomen.
Toch zal Breda, als het in de pas wil blijven lopen er voor moeten zorgen, dat
het over een ruimere werkgelegenheid zal moeten kunnen beschikken. En dat de
vrees ten aanzien hiervan niet ongegrond is, moge blijken uit de laatste bijlage van
het verslag van de Br.I.M. onder no. XIV betreffende de migratie.
Deze cijfers liegen er niet om en hieruit blijkt, dat van de mannelijke inwoners
tussen de 15 en 64 jaar er 273 meer vertrokken zijn dan er zich gevestigd heb
ben. Voor de dames is dit cijfer 302. Terwijl tussen de 15 en 24 jaar het totaalcijfer
249 is.
Deze cijfers vertonen een schril beeld t.o.v. 1966 toen er n.l. nog sprake was
van een vestigingsoverschot van in totaal 375 inwoners.
Het totale verschil is dus 1199 inwoners.
Deze ontwikkeling geeft voldoende aanleiding om ten aanzien van de industriële
ontwikkeling de hand aan de pols te houden en met name met betrekking tot de
werkgelegenheid in Breda.
Daarom ben ik zeer verheugd dat nu op dit moment de vestiging van de Shell-
Chemie een vaststaand feit is geworden.
De vestiging van dit bedrijf en ik sluit mij hierbij aan met wat een dezer dagen
in een dagblad hier ter stede bij een interview met U werd gesteld dat deze ves
tiging wellicht een nieuwe impuls zal zijn tot een verdere industriële ontwikkeling.
Ik denk hier met name aan de administratieve sector die ook in Breda de nodige
zorgen geeft.
Om deze reden zal ik de mening van Uw college over de door mij geschetste ont
wikkeling gaarna vernemen.
De heer VAN BANNING zegt het volgende:
De jaarstukken van de Br.I.M. zijn wederom op de agenda van deze raadsver
gadering geplaatst ten einde naar ik aanneem de Raad andermaal in de gele
genheid te stellen zich over de industrievestiging te kunnen informeren en mitsdien
ook de werkgelegenheid in Breda aan de orde te kunnen stellen.
Het is niet verwonderlijk dat de wens om over deze zaken van gedachten te wisse
len sterk groeiende is omdat de werkgelegenheidsproblematieken in het bijzonder de
laatste maanden in geheel Brabant maar ook in Breda in de actualiteit zijn ge
bracht.
Ik behoef hier slechts enkele feiten te noemen zoals:
- de onder auspiciën van de KVP gehouden Kringvergadering over dit thema,
waarbij de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid een terugblik heeft
gegeven maar ook de werkgelegenheid in perspectief heeft gesteld en daarbij niet
is voorbij gegaan aan de positie van Noord-Brabant;