898
12 DECEMBER 1968
- de door de heer Coppens, lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ge
houden referaten;
- Uw nota inzake de grondslagen van het beleid op lange termijn;
- Uw niet-geldelijk rendabel investeringsplan;
- de publikaties in de pers;
- de recente beslissing inzake de vestiging van Shell-Chemie in het Zekluzagebied;
- het jaarverslag van de Br.I.M. enz. enz.
Dit laatste jaarverslag is thans de onmiddellijke aanleiding tot dit agendapunt.
Net zo goed als de Br.I.M. op zich geen doel is, maar uiteindelijk slechts de
werkgelegenheid d.w.z. het creëren van arbeidsplaatsen wil bevorderen, evenzeer
zal het ter sprake brengen van het jaarverslag 1967 slechts beogen:
- een inventarisatie te maken van de mogelijkheden m.b.t. het bevorderen van de
werkgelegenheid. Immers U hebt zelf in de nota inzake grondslagen van Uw beleid
op lange termijn gesteld dat de industrialisatie krachtig moet worden bevorderd
en dat tevens alles moet worden gedaan om een verdere groei van de diensten
sector mogelijk te maken;
- na te gaan in hoeverre de Br.I.M. aan de gestelde verwachtingen heeft voldaan.
Mogelijk zou het ook kunnen zijn een aanleiding tot bezinning of de Br.I.M. aan
de huidige eisen nog voldoet, dan wel zal moeten worden gereconstrueerd, wel
licht zou moeten worden geliquideerd.
Bij de beoordeling van de huidige situatie kunnen wij nog niet voorbij gaan aan
het feit, dat de laatste jaren een niet onaanzienlijke toename van de arbeidsreserve
is geregistreerd. Dit is een gegeven dat geldt zowel voor vrijwel de gehele landelijke
als provinciale situatie.
Allerlei factoren, internationale en nationale, van economische, monetaire en andere
aard, hebben hier hun invloed gehad. Het zou te ver voeren deze factoren allen te
citeren. Slechts enkele, zoals mechanisatie, automatisering, rationalisatie, herstruc
turering en groeiende beroepsbevolking, zou ik even willen aanstippen.
Het verslag van de Br.I.M. geeft de situatie in 1967 weer. Gaarne wil ik verklaren
dat ik als afgevaardigde van deze Raad de besprekingen van de Br.I.M. steeds heb
bijgewoond en dat ik daarbij heb mogen vaststellen, dat de commissarissen zowel als
de directie voortdurend de industrievestigingsmogelijkheden niet alleen volgen, maar
ook stimuleren.
De heer van Duijl heeft dit ook gezegd en zijn bezorgdheid uitgedrukt.
Het verslag getuigt dan ook van een zekere bezorgdheid over en de zorg voor de
werkgelegenheidssituatie in onze stad.
In tegenstelling tot de provinciale en landelijke situatie is eerst in 1967 in absolute
cijfers een teruggang vastgesteld ten opzichte van de andere jaren. Dit wil niet zeg
gen dat, rekening houdende met een bevolkingsaanwas, de toename van het aantal
werkplaatsen tot 1967 voldoende is geweest.
In 1967 neemt de arbeidsreserve, of duidelijker gesteld de werkloosheid, aanzienlijk
toe. Ik geloof dat, hoe ongunstig deze toestand op zich dan ook is, de geringere toename
van het werkloosheidcijfer hier in vergelijking tot elders, is toe te schrijven aan de
gedifferentieerdheid van de soort vestigingen.
Het beleid van de Br.I.M. in de afgelopen jaren is aan allerlei beperkingen onderhe
vig geweest, hetgeen U - beter dan ik - zoudt kunnen vertellen. Ik noem hier echter
enkele - overigens bekende - faktoren t.w., de heer van Duijl heeft het al genoemd,
13 ha:
- weinig grond om uit te geven;
- financiële beperkingen;
- het creëren van kernen met de daaraan verbonden faciliteiten in de omgeving van
Breda.