12 DECEMBER 1968
899
BESCHIKBARE GROND
Voor wat betreft de beschikbare grond voor industrievestiging kan alleen gezegd wor
den, dat deze zeker in de huidige situatie naar mijn mening noopt tot selectief beleid.
Dit wil zeggen dat het beleid onder meer gericht moet zijn op vestiging van indus
trieën, werkplaats biedend aan hier ter stede woonachtige krachten.
FINANCIËLE BEPERKINGEN
De financiële positie van de Br.I.M. maakte het niet mogelijk faciliteiten van enige
omvang te verlenen. In dit verband wil ik nog refereren aan de raadsvergadering
van 13 april 1967, waarbij ik heb bepleit voor meer financiële armslag voor de
Br.I.M., dat wil zeggen zonder per geval borg te vragen aan de gemeente.
Een pleit, hetwelk ik overigens niet vermocht te winnen.
STIMULERINGSKERNEN IN DE OMGEVING VAN BREDA
Over dit onderwerp is reeds een en ander gezegd in het jaarverslag. Voorzichtig is
gepleit voor een deskundig onderzoek naar de nadelen van vestiging in stimulerings
gebieden, onder meer in financieel en economisch opzicht.
Minister de Block van Economische Zaken heeft in een redevoering enige maanden
geleden de aandacht gevraagd voor de bestudering van de arbeidsmarktpolitiek. Hier
bij is toen een suggestie gegeven voor het creëren van een Raad voor de Arbeids
markt. Hierin zouden werkgevers, werknemers en wellicht ook ETI betrokken kun
nen worden.
TOEKOMSTBELEID
Op een opmerking door mij gesteld vóór aanvang van de begrotingsbehandeling
(vraag 31b. van het vraag- en antwoordenboek) over de noodzaak van reservering
van een aanzienlijk bedrag voor bijv.
- gebiedsuitbreiding van Breda voor industrievestiging, zoals uitvoeren van werken
bij vestiging van specialistische bedrijven;
- kredietverlening (voor industrie en middenstand);
- bouw van industriehallen;
- speciale scholing c.q. omscholing
enz.,
wordt door U naar mijn mening een vaag antwoord gegeven. Tijdens de begroting
heb ik dit even mogen opmerken. U hebt mij toen verwezen naar een volgende raads
vergadering, waarbij ik op deze kwestie zou kunnen terugkomen.
Aangezien de gestelde opmerking nauw samenhangt met de werkgelegenheid, dat wil
zeggen dus ook betrekking heeft op de Br.I.M., mag ik thans nog even hierop in
gaan.
Uw antwoord was vaag. Mag ik hier een verbinding maken met het gestelde in
het niet-geldelijk investeringsplan? Onder punt 3 Nieuwe Opzet Onrendabel Investe
ringsplan geeft U onder meer als functie van Breda de werkgelegenheidsbevordering
en als een van de hoofddoelstellingen de bevordering van het economisch klimaat.
U onderkent dus de noodzaak tot het opnemen van deze hoofddoelstelling in het
investeringsplan 1969/1973, evenwel zonder een bedrag voor deze hoofddoelstelling
te begroten.
Is het voor U thans mogelijk mede te delen of het bedrag „onvoorzien", groot
ruim f 2.000.000,grotendeels is uitgetrokken om een verschuiving naar „Bevor
dering Economisch Klimaat" mogelijk te maken?
Ik heb mij veroorloofd eerder in mijn (misschien wel lang) betoog de vraag te
stellen of de Br.I.M. zou moeten worden gereconstrueerd, ja wellicht zou moeten
worden geliquideerd.
Als ik nu het antwoord zou moeten geven, dan zou ik zeggen: reconstructie: JA,
liquidatie: NEEN.
Het ligt echter niet in mijn bedoeling U thans om Uw visie in deze te vragen. Ik