900 12 DECEMBER 1968 ben ervan overtuigd dat dit zal worden tot een project van studie, waarvan de uitkomst thans nog niet onmiddellijk is te bepalen. Arbeidsmarktbeleid zal gericht moeten zijn op een te verwachten toekomstige ontwikkeling. Verheugd moeten wij zijn met de vestiging van de Shell-Chemie in de omgeving van de Moerdijk (de heer van Duijl heeft het ook al gezegd), een vesti ging waarmee wij de ZEKLUZA-gemeenschap zouden willen gelukwensen. De ontwikkeling in het Moerdijkgebied zal (en ook de heer van Duijl heeft er al op gedoeld) zoals U al reeds gezegd hebt in een interview aan de regionale pers - ook zijn weerslag vinden in Breda, zowel voor de vestiging van toele veringsbedrijven, woonruimte, als op het terrein van ontspanning, cultuur e.d. Het arbeidsmarktbeleid is zoals ik reeds zei naar mijn opvatting af te stemmen op een toekomstige ontwikkeling, dit wil ook zeggen dat bestudeerd zou moeten worden het onderwijsbeleid, scholing en herscholing, planning van overheidsprojecten, mogelijk het geven van faciliteiten aan bedrijven enz. Wederzijdse beinvloeding onderwijs en industrie zou in het bijzonder nuttig kunnen zijn, zodat de mogelijkheden bij het onderwijs in Breda - voor zover nodig - kan worden afgestemd op hetgeen thans, maar meer nog op wat straks van onze jonge mensen zal worden verlangd. Mijn gedachten gaan hierbij in het bijzonder uit naar het vormen van de technische specialisten en het kweken van de deskundig heid van personeel, ook op lagere niveaus, voor bepaalde industrieën en bedrijven. Ik ben U erkentelijk indien U mij Uw bedoelingen met betrekking tot de hoofddoel stelling „Bevordering Economisch Klimaat" en de post „Onvoorzien" zou kunnen ge ven en tevens - voor zover U daartoe thans in staat bent - Uw huidige inzichten te geven over de bestudering van de positie van de Br.I.M. en daarmede verwante werkgelegenheidsmogelijkheden. Ik heb in een dagblad gelezen dat op provinciaal plan de acquisitie van bedrijven door of vanwege Gedeputeerde Staten zal gaan geschieden. Indien dit juist is komt het mij belangrijk voor tijdig op de bronzen deur - of wat daar thans voor mag dienen - te kloppen en daarbij de aandacht op Breda te vestigen. De heer VAN DER WERFF zegt, dat ook de V.V.D. zich bijzonder intensief met de werkgelegenheidsproblematiek heeft bezig gehouden en zich in brede lering bij vele instanties heeft georiënteerd en geinformeerd. Hij wijst er met nadruk op, dat men de situatie voor wat betreft de concrete behoefte aan arbeidsplaatsen nu niet moet over trekken. Het verslag van de Br. I.M. is qua cijfers duidelijk te bezien in het licht van 1967. Momenteel lijkt hem in West-Brabant, behoudens voor een aantal werknemers in de administratieve sector en voor een aantal andere werknemers, meer sprake te zijn van schijnwerkloosheid dan van conjuncturele, laat staan van structurele werkloosheid. We moeten dan ook voorzichtig zijn met de industrie hier naar toe te halen, zegt spreker, als we geen goede en goed geschoolde werkne mers kunnen leveren. In dat geval voelt de industrieel zich bekocht en dat is hij dan ook. Dat wil geenszins zeggen, dat hij niet verheugd zou zijn, als zich een verbre ding van het pakket van werkmogelijkheden, zoals die door de nieuwe chemische vestiging bij Moerdijk en alles wat daar aan randactiviteiten om heen zal moeten ontstaan, zou voordoen. Vooral de kapitaal impuls en als gevolg daarvan de arbeids plaatsenimpuls, zowel voor het gebied rond Moerdijk als voor Breda, dat een achter landfunctie en daarbij tevens een centrumfunctie heeft, is zeer belangrijk. Zeer goe de infrastructurele voorzieningen lijken hem, zowel voor het contact met de werkers aan de Moerdijk als voor de functie van Breda, van essentieel belang. Bij de be groting heeft spreker al ten aanzien van de Br. I.M. zelf gesteld dat hij meende, dat het praktisch zou zijn om nog eens te bezien of bij het creëren van nieuwe indus trieterreinen in en rond Breda die dan qua positie en verkoop bij de Br.I.M. zouden moeten liggen dan wel bij een andere instantie. Hij meent toen reeds van het college het antwoord te hebben ontvangen, dat dat nog in studie was.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 926