902 12 DECEMBER 1968 vindt, die men in de maatschappij kan tegenkomen. Hij weet wel, dat het in Breda allemaal nog wel op het nippertje gelukt, maar hij vraagt zich af of dit niet wat eerder kan dan direct na schooltijd, omdat dit om psychologische redenen zeer moeilijk te verwerken is. De tweede zorg van spreker is de raad voor de arbeidsmarkt. Hij hoopt, dat we die spoedig zien verschijnen. Dit is een instelling, die zoekt naar de mogelijkheden, om de menselijke capaciteit zo volledig mogelijk te benutten. Het uitgangspunt moet vandaag in de nieuwe tijd volgens hem de arbeidsvoldoening zijn, omdat hij meent, dat dit juist een bijdrage is tot produktiviteitsverhoging. Hij weet wel, dat dit orgaan eerst landelijk en regionaal zal moeten ontstaan, maar het is broodnodig. De zorg van de andere sprekers worden door spreker wel enigszins onderschreven, maar met de heer van Banning zegt hij, dat de Br.I.M. voor hem niet behoeft te verdwijnen, maar hij hoopt wel, dat zij haar werk en haar resultaten zeer kritisch zal bekijken. De VOORZITTER zegt, dat de opmerkingen, die naar aanleiding van de jaarstukken van de Br.I.M. over 1967 gemaakt zijn, van bijzondere betekenis zijn. Onderwerpen als het stimuleren van werkgelegenheid, de functie van de Br.I.M., het niet geldelijk rendabel investeringsplan zijn zaken, die zich toch niet direct lenen voor behandeling bij het jaarverslag van de BrI.M. Als het om een dergelijke belangrijke zaak als de werkgelegenheid gaat, dan is dat niet een kwestie van hoeveelheid grond en de prijs van de grond. Hij is het met de heer van der Zwan eens, dat deze voor wat de werkgelegenheid betreft wel een belangrijke rol kunnen spelen, maar hij meent, dat dit toch een onderwerp is dat om nadere uitwerking vraagt. Dit is overigens vorig jaar in de beleidsnota bij de behandeling van de begroting toegezegd. Spreker meent, dat de Br.I.M. toch bijzonder goed werkt, dat zij dit in het verleden gedaan heeft en dat ze dat ook in de toekomst zal doen. Aan het adres van de heer van der Werff zegt spreker, dat de Br.I.M. naar zijn opvatting een breder werk terrein zal moeten hebben, zeker geografisch gezien, als de gemeente zich zou kunnen uitbreiden. Primair is nu het zoeken naar geschikte vestigingen, naar acquisitie. Als men spreekt over reconstructie ziet hij niet direct, wat die reconstructie zou moeten betekenen. Het algemeen beleid op dit terrein is niet de taak van een N.V., maar van de gemeentelijke overheid zelf. Wanneer het gaat over het scheppen van zo goed mogelijke voorwaarden voor de ontwikkeling van de bestaande bedrijven en voor het vestigen van nieuwe bedrijven, dan ziet spreker dit primair als een taak van het stadsbestuur. In de stad is er een duidelijke verschuiving van de werkge legenheid van de industrie naar de diensten merkbaar. Dat is heel moeilijk te kwan tificeren en dat is een mysterieus element in de economische ontwikkeling van vandaag. Op het terrein van de industrie is het zeker zo, dat Breda in de pas loopt. De teruggang in de industrie is gering en wat er daar verloren gaat, vinden we terug in de dienstensector. Als interne verschuivingen zullen gaan plaatsvinden kan men daarbij denken, dat die verschuiving in de richting van de chemische industrie zich ook in Breda zal kunnen voltrekken. Er is gezegd, dat er nog een voorraad van 13 ha industrieterrein is. Op dit gebied heerst er wel een misverstand, zegt spreker. In Breda is 40 ha industrieterrein be schikbaar en nog 35 ha in reserve. Het uit te geven industrieterrein is derhalve wel wat meer dan 13 ha, al is het dan geen eigendom van de Br.I.M. Voor wat de toe komst betreft kunnen we met betrekking tot het industrieterrein wat optimistisch zijn. Daar is het bestemmingsplan Haagse Beemden, dat 180 ha zal omvatten. Het col lege hoopt, dat het bestemmingsplan Haagse Beemden de goedkeuring van de raad van Prinsenbeek zal kunnen wegdragen. Bovendien wordt er in het streekplan voor West-Brabant, waar de laatste tijd veel over gepubliceerd wordt, nog een ander indus trieterrein in de omgeving van Breda aangegeven, n.l. in de richting van Dorst. Spre ker wil echter nog gaarne onderschrijven wat de heer van der Zwan gezegd heeft

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 928