12 DECEMBER 1968
903
n.l., dat het niet alleen om die grond gaat, maar juist ook om andere vestigings
factoren. Het gaat erom wat de binnenstad van Breda gaat betekenen en wat Breda
betekent op het gebied van het onderwijs, van de recreatieve voorzieningen, van de
culturele aangelegenheden, op het terrein van de sport enz. Dit zijn zaken, die men
kan terugvinden in het niet-geldelijk rendabel investeringsplan en die allemaal bete
kenis hebben voor het verbeteren van de infrastructuur. Men moet niet naar de na
delen van de vestigingsfactoren kijken, maar veeleer naar de positieve kanten zoe
ken en daar studie van maken. Tot de heer van Banning zegt spreker, dat de
f 2.000.000,waar hij over sprak, pro memorie in het investeringsplan staan. Het
college was niet in staat om concreet aan te geven waar deze gelden voor moeten wor
den gebruikt. Alles wat in het investeringsplan staat kan het economisch klimaat
bevorderen. Spreker gelooft ook, dat men met de vestiging van Shell-Chemie in Breda
erg blij moet zijn en dat men moet hopen, dat het niet bij deze vestiging op dat terrein
zal blijven, omdat dat zeker ook zijn gevolgen voor Breda zal hebben. Voor wat het
stimuleringsbeleid betreft, zegt spreker, is het zo, dat het aanwijzen van kerngemeen
ten de ontwikkeling van Breda enigermate heeft afgeremd. De minister heeft van dit
kernbeleid gezegd, dat hij er nog eens ernstig op moet studeren, maar dat hij op dit
moment niets beters weet, dan het kernbeleid te handhaven. De opvatting van het
college hieromtrent is, dat dit beleid betreffende de werkgelegenheid veel breder moet
worden gezien en dat het minstens per gebied zal moeten worden opgevat en dat men
moet zoeken naar kernen die in potentie die ontwikkelingsmogelijkheden al hebben.
Spreker meent te mogen zeggen, dat Breda die potentie heeft. Hij gelooft, dat het
van betekenis is, en dan komt hij even terug op de doelstelling van de Br.I.M., dat
er een economische analyse zal plaatsvinden. Dat alles moet dan zijn vorm krijgen
in het bekende globale streekplan voor West-Brabant. Door de Shell-vestiging is het
zeer wel mogelijk, dat de uitgaande pendel in West-Brabant op korte termijn kan om
slaan.
Op langere termijn behoort dit zeker tot de mogelijkheden en vanzelfsprekend ook
tot de wenselijkheden.
Deze week is er een gesprek geweest met de BIC en spreker gelooft, dat het voor
Breda van betekenis zou kunnen zijn om het contact met die organisatie te continueren.
Het college zoekt naar een vorm, waarin het overleg met de BIC gestalte zou kunnen
krijgen, waarbij het er natuurlijk wel op gesteld is, dat dat contact gaat over con
crete onderwerpen.
De heer VAN DUIJL zegt, dat het antwoord voor hem niet helemaal bevredigend
is geweest, maar dat hij toch verheugd is over de toezegging, dat het beleid op dit
stuk in een nota zal worden samengevat, waardoor dit beleid een grotere aandacht
krijgt, die het naar zijn mening ook verdient.
De heer VAN DER ZWAN merkt ten aanzien van de toegezegde nota op, dat daar
in met name de invloed van de vestiging van Shell-Chemie te Moerdijk verwerkt
moet worden. Hij weet niet of er van pendel naar Moerdijk gesproken mag worden,
maar hij gelooft, dat men dit in de naaste toekomst niet los kan zien van de werkge
legenheidssituatie in Breda.
De heer VAN DER WERFF zegt, dat de toegezegde nota hem een goed plan lijkt,
al wil hij wel stellen, hetgeen hij in eerste instantie ook al gedaan heeft, dat werkge-
legenheidspolitiek hem op dit moment niet zo urgent lijkt. Wel gelooft hij, dat het
goed is, dat er een analyse plaatsvindt naar het economische mysterie, zoals de voor
zitter het genoemd heeft. Op hetgeen de heer Kramer gezegd heeft, antwoordt spre
ker, dat hij zelf de magere jaren heeft meegemaakt, maar dat toch dit jaar alle school
verlaters geplaatst zijn. Het signaleren van spanningen op dit gebied is hem dan
ook niet duidelijk. Spreker is het met de voorzitter eens, waar deze gezegd heeft, dat
het een primaire functie van het stadsbestuur is om de bestaande en te vestigen bedrij-